Bij wijze van nawoord

 

 


deel Nawoord

هزارویک شب

1001-Nacht

الف لیلة و لیلة

UITGEVER: HET TALENHUIS

DRACHTEN - NEDERLAND


Oorspronkelijke titel:
hezar-o-yek-sjab هزارویک شب
 

alf-leila-wa-leila الف لیلة و لیلة

 

Nederlandse vertaling uit het Perzisch (Farsi) en Arabisch, en aantekeningen: Soleimani, Ali

Illustraties omslag © Hesther de Jong-Nijland 2017
 


ISBN/EAN gehele reeks: 978-90-78660-29-3

 

NUR-code: 304
NUR-omschrijving: Vertaalde verhalenbundels

 Uitgever:

HET TALENHUIS

01062831 KvK. Leeuwarden 10-10-1991

JANSONIUSPLEIN 19

9203 NH DRACHTEN

Tel.: (+31) 0512 – 540560

Internet: www.talenhuis.com

E-mail:  info@talenhuis.com


Bij wijze van nawoord
 

‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is wellicht het grootste literaire werk van de mensheid. Deze vertellingen variëren van niets tot alles. Wie is de eigenaar of eigenares of wie zijn de eigenaren van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’?

De neiging om zich iets toe te eigenen is van alle tijden en van alle mensen. Ook het weggeven of schenken van het werk van anderen is niets nieuws. Duizend-en-één-nacht blijft ook niet buiten deze traditie. De traditie van het schenken van andermans werk is echter niet begonnen met ‘De vertellingen van 1001-Nacht’.

De eerste keer dat in het westen afbeeldingen van en later films over Jezus werden getoond, had Jezus lang blond hoofdhaar en blauwe of groene ogen. Gezien de geboorteplaats van Jezus is dit zeer onwaarschijnlijk. Hier zijn het zich toe-eigenen en het schenken van iets dat een ander toebehoort duidelijk zichtbaar. In de eerste jaren dat ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ in het westen werden vertaald en gepubliceerd, werd Sjahrzad als een vertelster voorgesteld die verhalen vertelde over de islamitische kaliefen van rond 1400.

Er moet ook worden gezegd dat de eerste beschrijvingen die over ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ werden gepubliceerd, luidden: 1001-Nacht, de Arabische nachten uit Arabische gebieden. Over het algemeen wordt 1001-Nacht namelijk gezien als een Arabisch product: een man te midden van zijn harem op de grond liggend met een kruik wijn, een waterpijp en buikdanseressen om hem heen. Echter, deze bewering wordt niet door de Arabieren zelf bevestigd.

Er worden allerlei commentaren gegeven over de oorsprong of de makers van 1001-Nacht. Een van de meest bekende vragen is: Wat is 1001-Nacht? Een literair meesterwerk met allerlei aspecten uit het leven zoals we dat kennen?

Duizend-en-één-nacht, zoals het vandaag de dag bekend is, omvat een reeks van allerlei vertellingen. ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ kennen geen schrijfplan, maar ze maken deel uit van een groter samenraapsel van verhalen. Er zijn verschillende edities van 1001-Nacht bekend. Voor zover ik weet, zijn er 5 complete Arabische edities verschenen van 1001-Nacht. Er zijn aanzienlijke en opmerkelijke verschillen tussen dezelfde verhalen en nachten in deze 5 edities. Hieronder vermeld ik zeven daarvan:

 

1 De nachten variëren in grootte;

2 De verhalen variëren in chronologie;

3 De verhalen variëren inhoudelijk en thematisch;

4 De verhalen variëren in vertelperspectief;

5 De verhalen variëren in tijd;

6 De verhalen variëren in het gebied waar zij zich afspelen;

7 De verhalen variëren in opgevoerde personages.

 

De discussie over de oorsprong van 1001-Nacht is een uitgebreide. Slechts één discussiepunt wordt hieronder behandeld.

De oorsprong van 1001-Nacht is de Perzische verhalenbundel ‘1000-legendes’ [duizend-legendes]. Deze bundel is in het Arabisch vertaald uit het Pahlavi-Perzisch. Deze vertaling is later omgevormd tot ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. De vraag is: Als de verhalenbundel ‘1000-legendes’ niet in het Arabisch was vertaald, had men dan nu wel het boek 1001-Nacht gehad of niet? Diende ‘1000-legendes’ misschien als een schets voor 1001-Nacht? Hierover wordt gezegd dat in de achtste eeuw een aantal Perzische verhalen in het Arabisch is vertaald. Hierbij wordt echter niet verwezen naar de naam van de bundel waaruit het voornoemde aantal Perzische verhalen is vertaald. Echter, in sommige bronnen worden verschillende namen aangehaald voor de bundel of verzameling waaruit Perzische verhalen in het Arabisch zijn vertaald. In dezelfde achtste eeuw is de gehele bundel ‘1000-legendes’ in het Arabisch vertaald. In Egypte zijn twee bladen gevonden uit de negende eeuw. Op deze bladen staat de titel: ‘Het boek van 1000-nachten’ [Arabisch: hadis alf laila]. De eerste zestien regels van dit boek zijn te lezen op deze bladen. De essentie van het begin van 1001-Nacht bevindt zich in deze zestien regels, namelijk: Donyazad vraagt aan haar zus Sjahrzad, als zij nog niet slaapt, om een verhaal aan haar te vertellen.

Ibn Nadim uit de tiende eeuw heeft de gehele bundel ‘1000-legendes’ een aantal keren gelezen. Hij noteert dat deze bundel 1000 nachten en minder dan 200 verhalen bevat. Hij heeft het beginverhaal, dat min of meer gelijk staat aan dat van 1001-Nacht, opgenomen in de bundel.

‘1000-legendes’ staat van oudsher bekend bij de Arabische volkeren onder de Perzische naam ‘hezar afsan’.

De eerste verwijzingen naar de volledige naam van ‘1000-legendes’ zijn te vinden in documenten uit de vijftiende eeuw. Er kan tevens met enige voorzichtigheid vastgesteld worden dat ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ in de vijftiende eeuw in Caïro opgeschreven zijn. Wellicht is dit feit de bron van de bewering dat 1001-Nacht Arabische nachten kent. Hierbij blijft echter één vraag onbeantwoord: Hoe is het mogelijk dat in de vijftiende eeuw, gezien het literaire niveau van het werk, een boek van zo’n omvang kon worden gemaakt? Een commentaar bij deze vraag is wellicht het volgende: Er moet een bundel of een hoeveelheid losse stukken tekst geweest zijn die plotseling of geleidelijk ontdekt zijn en bekend geworden zijn. Zo kunnen deze teksten het grondmateriaal geweest zijn om ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ te creëren.

Dezelfde Ibn Nadim heeft over ‘1000-legendes’ één en ander opgenomen in het hoofdstuk ‘Legendenvertellers en de boeken die over legendes zijn gemaakt.’

Behalve Ibn Nadim heeft ook de historicus Masoudi de naam van het boek ‘1000-legendes’ in zijn werken genoemd met de Perzische naam daarvan: ‘hezar afsan’. Masoudi noemt dit zelfs geen verhalen maar het boek. Hij schrijft dat hij dit boek meerdere keren heeft gelezen. Hij noteert dat een auteur genaamd Dzjahsjiari (gestorven rond 943) had geprobeerd om een boek op te stellen gelijk aan de ‘1000-legendes’. Hij wilde zijn boek ook indelen in nachten. Maar zijn dood trof hem toen hij bij de 480e nacht was. Helaas is van dit boek geen exemplaar overgebleven.

Er is tevens bekend dat in Perzische gebieden verhalen uit ‘1000-legendes’ werden verteld. De verhalenvertellers vertelden verhalen hieruit bij bijzondere gelegenheden, feestelijkheden en op plaatsen waar mensen bijeen kwamen.

In de tiende eeuw schrijft Masoudi over ‘1000-legendes’ dat dit een boek was waarin verhalen waren opgenomen. In één van deze verhalen staat: “Dit is het verhaal van de koning, zijn minister en de dochter van zijn minister en haar min. De dochter van de minister heet Sjahrzad en de min Donyazad.”

 

Even later, rond de 10e eeuw, heeft Ibn Nadim Warrak Bagdadi in het boek al-Fehrest  [de lijst] geschreven dat de ‘1000-legendes’ betekent: duizend bijgelovigheden. Hij heeft over de reden voor het schrijven daarvan het volgende verklaard: “Er wordt verteld dat één van de Perzische koningen iedere avond een maagd huwde en de volgende ochtend bij zonsopgang haar liet doden. Een zeer intelligent en wijs meisje, genaamd Sjahrzad, dochter van een grootheid, ging ook naar de slaapkamer van deze koning als zijn vrouw voor één nacht. Echter, haar leven eindigde niet de volgende ochtend. Dit meisje begon namelijk vanaf de eerste nacht met het vertellen van verhalen. Bij zonsopgang moest zij ophouden en de volgende nacht vervolgde zij haar verhaal. Zodoende vertelde zij duizend nachten lang verhalen aan haar koning. In het paleis van deze koning diende een vrouw als gezelschapsdame. Haar naam was Donyazad. Zij was altijd in gezelschap van de koning en mocht Sjahrzad graag.”

Er wordt vaak geprobeerd om te bewijzen dat het Perzische boek ‘1000-legendes’, dat Ibn Nadim in zijn boek heeft genoemd, enorm verschilt van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ die vandaag de dag beschikbaar zijn. Er wordt bijvoorbeeld gezegd dat de oorzaak van de haat van koning Sjahriar ten aanzien van vrouwen niet is vermeld. Tevens wordt in de verklaring van Ibn Nadim niets gezegd over het overspel van de vrouw van Sjahriar, evenals over het overspel van de vrouw van zijn broer. Van de last-djinn, ofwel efrit, is ook geen spoor te bekennen in de verklaring van Ibn Nadim.

Naar de verklaring van Mo’ezzi Neisjboeri uit de 12e eeuw hadden vele Perzen een exemplaar van het boek ‘1000-legendes’ in hun bezit. Dit boek was onder Perzen zeer bekend en de verhalenvertellers vertelden hieruit verhalen.

Abbas Eghbal Ashtiani schrijft in het literaire tijdschrift Yadegar in 1940 het volgende: “Eén van de bekendste verhalenvertellers uit die tijd was Karasi. Hij vertelde verhalen uit Sjahname [Koningsboek] van Ferdowsi en uit het boek ‘1000-legendes’.”

Er wordt gezegd dat de legendes in het boek ‘1000-legendes’ moeten worden geïnterpreteerd als erotische verhalen. Sommigen beweren dat deze vertellingen erotische verhalen waren die onder de geestelijken de ronde deden. Ze bestonden ook onder de bevolking, maar daar waren ze taboe. Terwijl iedereen er weet van had, sprak niemand er een woord over. In het bijzonder literatoren veroordeelden deze verhalen en beschouwden ze als verwerpelijk en immoreel.

Zelfs een aantal zeer religieuze auteurs, onder andere Beihaki uit de 11e eeuw, hebben verhalen uit ‘1000-legendes’ in hun boeken opgenomen of hebben naar die verhalen verwezen. Beihaki schrijft: “Een domme en onwetende man vertelt verhalen aan een groep leken. Deze leken verzamelen zich om hem heen en luisteren naar zijn verhalen. Deze man vertelt verhalen over Sindbad, over een man die door de betovering van een vrouw in een ezel verandert of over een man die zich kleedt als vrouw, of over meer van zulke onderwerpen. De meesten die naar deze verhalen luisteren, zijn leken en kunnen geen onderscheid maken tussen fatsoen en onbeschoftheid. Deze leken zijn dol op verhalen over duivels, djinns en dergelijke figuren. De verhalenverteller zegt bijvoorbeeld: ‘In een zee zag ik een eiland en wij belandden met 500 man op dat eiland. Daar bakten wij brood en kookten wij een heerlijke maaltijd. Toen het vuur oplaaide, verscheen er plotseling een vis in de lucht.’ Deze verhalenverteller vertelt verder: ‘Wij gingen naar die en die berg en daar zag ik zus en zo, daar zag ik een oud vrouwtje die een tovenares was. Zij toverde een man in een ezel. Er kwam nog een oude vrouw, die ook een tovenares was. Zij toverde op haar beurt de man, die ezel was geworden, in een mooi meisje.’ Zo houden de verhalenvertellers de leken om zich heen en vertellen hen onzin. Geen van deze verhalen brengt iets nuttigs teweeg.”

 

In het jaar 1050 schrijft een dichter dat de grote Perzische dichter Farrochi Sistani zeer helder en duidelijk de ‘1000-legendes’ in zijn gedichten had opgenomen. De volgende twee dichtregels zijn hiervan een voorbeeld:

 

“O grote sjah, het lot dat u hen in de oorlog van Katar hebt toegebracht,

lijkt op de sage van Rostam uit de ‘1000-legendes’ vol zeggingskracht!”

 

Aan het begin van de dertiende eeuw heeft de wereldbekende Perzische dichter Attar in zijn werk Elahi-namè [goddelijk boek] het verhaal van een kuise vrouw, wier echtgenoot op reis was, op rijm gezet. Dit verhaal is te vinden in alle versies van 1001-nacht.

 

Het boek ‘Toeti-namè’ ofwel ‘Dzjawaher al-asmar’ [het boek van de papegaai, ofwel het zwarte juweel] geschreven door Emad bin Mohammed al-Saqri, uit 1314, is eigenlijk de weergave van zeventig verhalen uit de ‘1000-legendes’.

 

Hoewel de ‘1000-legendes’ door velen als iets onnuttigs en iets onzedelijks werd beschouwd, had dit boek wel een plek bij veel mensen in de kast, die niet voor iedereen toegankelijk was. De zeer ethische geleerden noemden alles wat niet binnen de orde van ethiek en moraliteit viel onethisch en immoreel. Wat niet religieus was, was anti-religieus. Voor de vromen was het geen prettige wetenschap dat mensen naast hun hemelse boek ook een aards boek, ofwel een exemplaar van ‘1000-legendes’ bewaarden. Zij staken hun vijandigheid ten aanzien van het boek ‘1000-legendes’ niet onder stoelen of banken. Wellicht was dit één van de redenen dat de ‘1000-legendes’ als een kostbaar bezit heimelijk werd bewaard en zodoende nooit voorgoed is verdwenen.

 

Zoals eerder werd vermeld, vertelden verhalenvertellers de vertellingen uit ‘1000-legendes’ uit hun hoofd. Echter, het uit het hoofd kennen van deze vertellingen bezorgde de persoon zeker geen roem. In plaats daarvan werden deze personen als onzedelijke zondaars bekeken. Het werd nog erger als deze persoon een vrouw was.

 

De grote Perzische dichter Nezami (1141 - 1217) heeft in zijn beroemde liefdesverhaal ‘Chosrow en Sjirin’ het volgende opgenomen: “Maryam, ofwel Maria, de echtgenote van Chosrow, was jaloers en woedend op de geliefde van haar echtgenoot, Sjirin. Om haar rivale bij haar echtgenoot te beledigen en te vernederen schrijft zij Sjirin vele ondeugdzame zaken toe. Zo zegt zij bijvoorbeeld dat Sjirin tovenarij kan beoefenen en dat zij de ‘1000-legendes’ uit het hoofd kent. Dit komt naar voren in de volgende zes dichtregels uit het liefdesverhaal:

 

“Sjirin: ‘Je beticht mij van onkuisheid en hekserij,

je beschuldigt mij van de Babylonische tovenarij.

Je zegt dat ik Duizend-legendes uit het hoofd ken

en als onzedelijke vrouw bij iedereen bekend ben.

Ik ken al haar laaghartige plannen tegen mij,

zulke verhalen zijn voor mij niets dan aperij.”

 

Vóór de dertiende eeuw werd er veel en vaak over ‘1000-legendes’ gesproken, maar sinds die tijd werd langzamerhand niet langer over de ‘1000-legendes’ gesproken. Ook later werden er bijna geen sporen meer vastgesteld van de ‘1000-legendes’. Hoewel de ‘1000-legendes’ als boek niet meer bestaat, ofwel er geen exemplaar meer van terug te vinden is, de traditie daarvan blijft bestaan. De structuur van de schrijfwijze van dit boek is terug te vinden in vele andere bundels, zelfs in wetenschappelijke verhandelingen.

Wellicht is de voornaamste reden voor de teloorgang van het boek ‘1000-legendes’ gelegen in het religieus fanatisme dat in de dertiende eeuw tijdens de aanval van Mongolen op Perzische gebieden bestond.

Een aantal eeuwen later begonnen figuren en karakters uit ‘1000-legendes’ op te duiken in de werken van belangrijke dichters en schrijvers. Eén van hen was Roemi. Hij vluchtte samen met zijn vader voor het gezag van de Mongolen in de Perzische gebieden naar Konia (in het huidige Turkije). Hij heeft door zijn bekende verhalenbundel Masnawi, Sjahrzad uit de vergetelheid in de harem van koning Sjahriar, haar man, gehaald en bij iedereen beroemd gemaakt.

 

Kortom: hoewel de vele exemplaren van het Perzische boek ‘1000-legendes’, net zoals vele andere beruchte boeken, door de religieuze fanatici vernietigd werden op het vuur, verdween de zoete smaak van de vertellingen niet. Echter, deze traditie werd wel voor een lange tijd onderbroken.

De Arabische exemplaren van 1001-nacht werden bij het oprukken van het religieuze fanatisme tot vlakbij Bagdad, het gezagscentrum van het kalifaat, naar Caïro gebracht. Zodoende ontsnapten deze exemplaren van 1001-nacht aan de vernietiging door de Mongolen.

Wellicht zal op een dag een exemplaar van de Perzische ‘1000-legendes’ boven water komen. Maar tot die dag moeten wij ons beperken tot ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ die in Egypte, in de Arabische taal, zijn gevonden. De juiste letterlijke vertaling van de Arabische woorden ofwel de Arabische titel ‘elf leila en leil’ is: ‘Duizend nachten en één nacht’. We noemen deze vertellingen gewoonlijk: ‘Duizend-en-één-nacht’ [1000 en 1-nacht; 1001-Nacht].

 

Sjahrzad de vertelster

1001-nacht is een complex van oude verhalen, afkomstig uit Arabische, Perzische en Hindoestaanse gebieden. 1001-nacht is bijna in alle talen van de wereld vertaald en gepubliceerd. De meeste gebeurtenissen in 1001-nacht vinden plaats in Arabische en Perzische gebieden en steden, met name in Bagdad, Damascus, Rey en Fars. De oorsprong van de verhalen is Perzisch en ze zijn beïnvloed door de Hindoestaanse en Arabische cultuur. Er zijn vele versies van 1001-nacht. Welke versie oorspronkelijk is, is bij niemand bekend. Er zijn vele verhalen die aan 1001-nacht zijn toegevoegd of onder die naam zijn gepubliceerd.

 

Achtergrond

Volgens Ali Asghar Hekmat is het boek van 1001-nacht vóór het koningschap van de Achaemeniden-dynastie (600 jaar v.Chr.) in Hindoestan tot stand gekomen. Het boek is vóór de aanval van Alexander de Grote op Perzië vertaald in het Pahlawi ofwel het oud-Perzisch. Het werd in de derde eeuw na het ontstaan van de islam vertaald vanuit het oud-Perzisch naar het Arabisch. Het oorspronkelijke boek in het Pahlawi-Perzisch is, wellicht tijdens of na de vertaling daarvan in het Arabisch, zoekgeraakt of teloorgegaan. Eén van de eerste bronnen over de vertaling van 1001-nacht in het Pahlawi-Perzisch is te vinden in het boek ‘Verspreider van Goud’, geschreven door Masoud, die stierf in het jaar 957. Deze verklaring is vermeld in het boek ‘al-Fehrest’[= De Lijst], geschreven door Ibn Nadim, gestorven in het jaar 995. Masoudi heeft een vergelijking gemaakt tussen het boek 1001-nacht en het boek Esther uit de Thora ofwel het Oude Testament. Hij beweert dat beide boeken geschreven zijn vóór de aanval van Alexander de Grote op Perzië. De basis voor de totstandkoming van beide boeken is één en dezelfde.

Een boek genaamd ‘Hezar Afsan’ [= ‘Duizend-legendes’, ofwel ‘1000-legendes’] bestond in het Perzisch. Sommige literatuuronderzoekers gaan ervan uit dat dit boek de oorsprong is van het boek 1001-nacht. Het boek ‘1000-legendes’ werd in het Arabisch vertaald. In het Arabisch veranderde men de naam in 1000-bijgelovigheden en nadien in 1000-nachten. Hekmat beweert dat de naam van dit boek tijdens het kalifaat van de Fatemiden-dynastie is veranderd in 1001-nacht.

In het jaar 1843, tijdens het koningschap van Mohammad Sjah van de Kajariden-dynastie, vertaalde Abdol-latif Tasouji dit boek uit het Arabisch naar het hedendaagse Perzisch. Hoewel het huidige boek 1001-nacht grote historische waarde heeft, is dit niet meer dan één-derde van het oorspronkelijke boek. Een aantal jaren later zette Mirza Mohammad Ali Soroush Isfahani sommige gedeelten van 1001-nacht op rijm. Hij zette zijn rijmwerk voort tot de tijd dat Naser ad-Din Sjah aan de macht kwam. De meeste verhalen van 1001-nacht kennen een diepzinnige inhoud, humor, satire en vooral ethiek en moraal. Goed en slecht worden in de verhalen behandeld. Sommige verhalen overschrijden de grens van fatsoen en propaganderen zedeloze opvoeding. Het aanmoedigen van onzedelijke gedragingen, erotische passages en pornografische elementen zijn in sommige verhalen opzienbarend. Wellicht had het oorspronkelijke boek veel meer van dergelijke passages. Men heeft kennelijk die delen later weggehaald en het boek is geworden zoals het er thans uitziet. In vele verhalen worden mensen aangemoedigd tot rechtvaardigheid, tot goed doen en vrijgevigheid. Er staan veel verhalen over zeden en gewoonten van verschillende volkeren, maatschappelijke problemen, staatszaken en vooral veel reisverhalen in het boek 1001-nacht.

De huidige versie van de Perzische vertaling werd met steendruk gedrukt, onder de naam: 1001-nacht. Daarbij werd de oude Perzische naam, te weten ‘1000-legendes’, vervangen door: ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Het drukken en publiceren van deze Perzische vertaling vond tot de Islamitische Revolutie in februari 1979 op de oude en oorspronkelijke wijze plaats, voornamelijk in de vertaling van Abdol-latif Tasouji door de uitgever Kolaleh Khawar. Maar ná de Islamitische Revolutie werd dit boek door uitgeverij Hermes gepubliceerd. De herzieningen vonden plaats in het jaar 2004. Deze editie werd in 2007 als 2e druk uitgegeven.

 

De eerste vertaling van 1001-nacht in de Europese talen werd gemaakt en gepubliceerd in de 16e eeuw in het Frans door Antoine Galland in het jaar 1704. Sir Richard Francis Burton vertaalde het boek 1001-nacht voor het eerst in het Engels in 1885. Jorge Luis Borges verklaart dat hij voor al zijn werk dank verschuldigd is aan 1001-nacht.

1001-nacht is een bron van inspiratie voor talloze schrijvers in de hele wereld. Vele grote en wereldberoemde schrijvers, zoals James Joyce, werden geïnspireerd door 1001-nacht.

 

Hekmat noemt twee redenen voor de waarschijnlijkheid van de Hindoestaanse oorsprong van het boek 1001-nacht. De eerste reden is de vorm van de verhalen: verhaal in verhaal en nog eens in verhaal. Dit is een stijl die een lange geschiedenis heeft in de Hindoestaanse letterkunde. De Perzen hadden ook kennis van deze wijze van het opstellen van verhalen.

 

Sjahrzad is de naam van de hoofdpersoon van de reeks vertellingen van 1001-Nacht. Sjahrzad vertelt verhalen aan koning Sjahriar van Perzië, ofwel de Perzische sjah. 1001-nacht is als het ware gebaseerd op het Perzische boek ‘1000-legendes’. Er zijn echter geen manuscripten bekend van het Perzische boek ‘1000-legendes’. In het huidige boek 1001-nacht in de Arabische taal, zijn vele verhalen te vinden die later zijn toegevoegd. Het Arabische 1001-nacht werd ook met vele toevoegingen in de Europese talen vertaald. In de Europese literatuur wordt 1001-nacht als het beste boek van de Arabische literatuur beschouwd.

In de wereld wordt Sjahrzad als een Arabische vrouw gezien. Vele Arabische verenigingen en clubs, met name van de Arabische emigranten, dragen de naam Sjahrzad, maar anders geschreven: Sjahrazade,  Sharazad, Scheherazade en dergelijke.

1001-nacht begint met het verhaal over twee broers van de Sansaniden-dynastie. De ene broer heet Sjahriar en de ander Sjahzaman. Ze komen erachter dat hun echtgenotes hen bedriegen. Sjahzaman, de koning van Samarkand, wordt depressief door het overspel van zijn vrouw en kiest voor afzondering. Maar Sjahriar besluit om wraak te nemen op zijn overspelige vrouw. Drie jaar lang huwt hij iedere nacht een maagd en laat haar bij zonsopgang door de beul onthoofden. Zijn minister kan uiteindelijk geen maagdelijk meisje meer voor koning Sjahriar vinden. Dan laat hij zijn oudste dochter Sjahrzad vrijwillig met deze koning trouwen. Vanaf de eerste nacht begint zij met het vertellen van verhalen. Iedere nacht overleeft zij door het voortzetten van haar verhaal in de volgende nacht. Dit duurt drie jaar, ofwel 1001-nacht. Tussendoor krijgt zij van de koning drie kinderen.

De meest beroemde Perzische vertaling van 1001-nacht kent zeven delen. Deze versie is niet gecensureerd. Het merkwaardigste punt in de verhalen van 1001-nacht is het feit dat men de verhalen gebruikt als verpakking voor wijsheid en levensmoraal.

Eén van de belangrijkste kenmerken van 1001-nacht is het element van vertellen, ofwel de vertelkunst. Het vertellen betekent voor Sjahrzad het einde uitstellen en blijven leven. Donyazad, de jongere zus van Sjahrzad, vraagt haar om, voordat zij met koning Sjahriar naar bed gaat, een verhaal te vertellen, zodat zij kan gaan slapen. Sjahrzad vertelt Donyazad dan boeiende verhalen. De verhalen van Sjahrzad eindigen niet bij zonsopgang. Daarom krijgt Sjahrzad gelegenheid van koning Sjahriar om haar verhaal de volgende nacht verder te vertellen. In deze vele en lange nachten verliest koning Sjahriar zijn hart aan de vertelster Sjahrzad.

1001-nacht bestaat uit een wirwar van verhalen. 1001-nacht is als een lange, brede en hoge gang met veel kamers, gevuld met verhalen. Het ene verhaal bevindt zich in het hart van een ander verhaal, dat zich afspeelt in weer een ander verhaal. Het meest boeiende fenomeen is het feit dat Sjahrzad probeert met haar verhalen de grondslagen van de wraakgevoelens van koning Sjahriar uit zijn hart weg te halen. Uiteindelijk wordt koning Sjahriar genezen van zijn haat, Sjahrzad overleeft en ze leefden nog lang en gelukkig.

 

Het ontstaan van de huidige vertellingen van 1001-Nacht, één van de grote meesterwerken van de wereldliteratuur, is een uniek verhaal op zichzelf.

In de achttiende eeuw vonden de eerste studies van de oriëntalisten naar de oorsprong van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ plaats. De oorsprong van deze vertellingen was een reeks van Hindoestaanse verhalen. Deze verhalen bevatten wijsheden en manieren van staatsbestuur, ofwel politiek. Een ander Hindoestaans boek dat ook dezelfde elementen bevat, is het boek ‘Kelileh en Demneh’. In dit boek zijn ook verhalen in verhalen en nog eens in verhalen weergegeven. In dit boek zijn dieren de vertellers en de hoofdpersonages. Er zijn grote overeenkomsten tussen het boek ‘Kelileh en Demneh’ en ‘De vertellingen van 1001-Nacht’.

 

Terug naar het verhaal van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’

 

De bundel met deze verhalen, ofwel het boek van deze vertellingen, kwam ongeveer vierhonderd jaar voor de geboorte van Jezus naar Perzië. De taal van deze vertellingen was Sanskriet. Het boek werd vertaald in de Oud-Perzische taal van de Achaemeniden-tijd. In de loop der tijden werden er epossen, religieuze vertellingen en verhalen, in het bijzonder over de Perzische koningen en helden, aan toegevoegd. De bundel met deze verhalen kreeg toen de naam: ‘Hezar Afsan’ [= Duizend-legende, ofwel ‘1000-legendes’].

 

Josephus, een Romeins-Joodse geschiedschrijver en hagiograaf, is van mening dat ‘1000-legendes’ is bewerkt door de dochter van Artakhshatra (Perzisch: اردشیر; Ardeshir, Grieks: Ἀρταξέρξης; Artaxerxes), uit de Achaemeniden-dynastie, ofwel Sjahrzad. Josephus zegt dat ‘1000-legendes’ al bestond toen Alexander de Grote Perzië binnenviel.

 

Sommige oriëntalisten, zoals de Nederlander Michael Jan de Goeje en de Deen Ostrop zijn van mening dat de ‘1000-legendes’ in veel opzichten lijkt op het boek Esther in de Torah, ofwel het Oude Testament. Ook lijken sommige mythologische vertellingen daarvan op verhalen uit Sjahnameh [Koning der geschriften, Koningsboek].

 

De historicus Masoudi (gestorven in 951), de auteur van ‘Morawedj al-Mazhab’ [verspreider van goud] en Jahanshiri (gestorven in 943), de auteur van ‘Monasseif al-Wozara’[biograaf van de ministers] en Ibn Nadim (gestorven in 995), auteur van het boek ‘al-Fehrest’[= de lijst], hebben vaak de namen van Sjahrzad en haar zus Donyazad genoemd.

Deze historici zeggen allemaal dat Sjahrzad, de vertelster, de dochter is van koning Artakhshatra. Zijn overgrootvader van vaderskant was de achterkleinzoon van de joodse koningin Esther.

 

In het geschiedenisboek ‘Tabari’ wordt de dochter van koning Artakhshatra als de auteur van de ‘1000-legendes’ genoemd. De naam van deze koningsdochter wordt in dit geschiedenisboek als ‘Homa’ en ‘Sjahrzad’ vermeld.

 

Ferdowsi, de grootste Perzische mythische schrijver, noemt in zijn boek Sjahnameh [Koning der geschriften, Koningsboek] ook Homa als dochter van koning Artakhshatra. Hij erkent haar als Sjahrzad, de vertelster van de Perzische verhalen in de ‘1000-legendes’:

 

“Koning Artakhshatra had nog een kind,

een dochter, genaamd Homa, zeer bemind.

Ze was kunstenares, geleerd en wijs,

resideerde in haar prachtige paleis.

Ook sprak men haar met de naam Sjahrzad aan,

het gehele bestaan was blij met haar bestaan!”

 

Een bijzonder fenomeen hierbij is het feit dat het eerste verhaal uit ‘1000-legendes’, genaamd ‘het verhaal van koning Sjahriar en zijn broer koning Sjahzamen’, zeer veel lijkt op het verhaal van Esther uit de Torah ofwel het Oude Testament.

 

In het verhaal uit ‘1000-legendes’ doodt koning Sjahriar zijn echtgenote, de koningin, voor haar ongehoorzaamheid en bedrog, ofwel voor haar overspel. Dan trouwt hij met Sjahrzad, de verhalenvertelster. De nieuwe koningin gedraagt zich zeer fijn en wijs. Haar jongere zus, Donyazad, heeft een intense band met haar. Zij komt ook naar het paleis van de koning en is aanwezig bij de vertellingen van haar zus. De vader van Sjahrzad is de minister van koning Sjahriar.

 

In het verhaal van Esther vraagt de koning Artakhshatra aan zijn koningin om uitbundig opgemaakt en met mooie en dure sieraden te verschijnen op nieuwjaarsdag, een groot openbaar feest. Zo wilde hij dat zijn volk haar schoonheid en glorie zag. De koningin weigerde de opdracht om zichzelf te vertonen in het openbaar. Daardoor werd de koning boos, wees haar af of doodde haar. Daarop trouwde hij met de dochter van de broer van zijn joodse paleisportier, Mordechai. Toen noemde de koning zijn nieuwe vrouw koningin Esther. De nieuwe koningin was gehoorzaam en werd de hoofdvrouw van de vrouwen van de koningin. Zij was een wijze vrouw en bij de dag werd zij nog meer geliefd bij de koning. Daardoor kreeg haar oom, Mordechai, veel invloed. Toen had Haman, de minister van de koning, een bevel uitgevaardigd tot massamoord op de joden. Mordechai bemoeide zich met de zaak en kreeg van de koning amnestie voor de joden. Daarop werd Haman ontslagen en Mordechai werd minister.

Wat vaststaat, is het feit dat het boek van ‘1000-legendes’ rond 1010 nog bestond. In het boek ‘Farhang Jahangiri,’ geschreven door Katran Tabrizi (gestorven in 1048), staat het volgende:

 

“Ik heb de duizend-en-één eigenschappen

over de Zeven Opdrachten, vol harde klappen,

volbracht door helden gehoord, onvolprezen,

en heb ook over de ‘1000-legendes’ gelezen.”

 

In de tijd van de Sasaniden-dynastie werd de ‘1000-legendes’ uit het Oud-Perzisch vertaald in het Pahlawi-Perzisch. Dit boek bevatte helden- en liefdesverhalen.

 

Na de aanval van de Arabieren op Perzië viel het boek ‘1000-legendes’, net als alle andere waardevolle zaken, in handen van de Arabieren. In de jaren 900 werd dit boek vertaald in het Arabisch en kreeg het de naam ‘alf khorafa’ of ‘alf noz-ha’ [= duizend bijgelovigheden of duizend verheerlijkingen].

 

Na 900 werd dit boek beschouwd als een Arabisch en islamitisch boek. Langzamerhand werden er ook verhalen uit de tijd van voor de islam, van het begin van de islam en zelfs verhalen uit 500 jaar na het ontstaan van de islam aan toegevoegd. Tevens werden Hindoestaanse en Perzische verhalen langzamerhand verwijderd. Arabische gedichten en vele Arabische uitdrukkingen, namen en begrippen werden in dit boek opgenomen. Ook werden de namen veranderd in Arabische namen. Vele Arabische schrijvers in Egypte, Marokko en Syrië voegden er Arabische verhalen aan toe.

 

In de jaren 1500 ging dit boek naar Egypte en uiteindelijk rond 1600 werd het gepubliceerd als het huidige ‘alf leila wa leila’ [= duizend nachten en één nacht], ofwel 1001-nacht. De meeste verhalen van 1001-nacht zijn verhalen die zich in Egypte en in de tijd van het koningschap van de Mamelukken afspelen. Een groot deel daarvan is wellicht door de joodse vertellers verteld en/of eraan toegevoegd.

 

De Perzische vertalingen van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’

 

In 1840 werd ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ vertaald in opdracht van Prins Bahman Mirza, de zoon van kroonprins Abbas Mirza. Deze was de zoon van Fathali-shah van de Kajariden-dynastie. De vertaler was Abdol-latif Tasouji. Hij beheerste het Perzisch, Arabisch en het Turks. Mirza Mohammad Ali Soroush Isfahani kreeg opdracht om de Arabische rijmen in Perzische rijmen om te zetten.

Deze Perzische vertaling werd in 1844, door de goede zorg van Agha Mohammad Bagher Kashani, in steendruk gedrukt in de drukkerij van Agha Mir.

 

De op rijm gezette Perzische vertaling werd rond 1900 gemaakt door Abolfath Khan Dehghan Samani Isfahani. Hij heeft deze rijmbundel ‘Hezar Dastan’ [duizend nachtegalen] genoemd.

 

Entree en afsluiting van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’

 

De architectuur en geometrie van de verhalen van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn typisch Hindoestaans.

 

Waarom het getal 1001?

 

Wat betreft de naam 1001 voor deze vertellingen bestaan ontelbare lezingen. Sommigen, die beweren dat de wortels van deze vertellingen Perzisch zijn, zeggen hierover het volgende: “De naam van deze vertellingen was in het Perzisch ‘1000 afsan’ [= 1000 legendes]. In het Arabisch werd deze vertaald als ‘1000 kharaf’. ‘Kharafa’ was de naam van één van de leden van de stam Oedarast. De verhalen gaan dat deze Kharafa door de satan was bezeten. Hij werd later bevrijd van het bezeten zijn door de satan en vertelde toen over zijn ervaringen. Zodoende kregen in de loop der tijd deze vertellingen van Kharaf in het Arabisch de naam: vertellingen van 1001 Nachten.

 

In de Perzische mystiek betekent 1001 onenigheid. De Perzische dichter Attar schrijft een tekst over de mysticus Tarmazi als volgt: “Hij heeft God 1001 keer ontmoet.” Hierbij wordt bedoeld dat hij God ontelbare keren had ontmoet.

De andere Perzische dichter Nezami zegt: “In mijn gedichten zijn 1001 geheimen verborgen.” Hierbij bedoelt ook Nezami niet dat er 1001 geheimen en geen 1002 of 999 geheimen in zijn gedichten zijn verborgen. Hij bedoelt hiermee dat er ontelbare geheimen in zijn gedichten verborgen zijn.

 

Sommigen zijn van mening dat 1001 eerst 1000 is geweest en omdat 1001 veel meer dan 1000 plus 1 lijkt, heeft men gekozen voor het getal 1001.

Weer anderen zijn van mening dat, omdat de Arabieren van gedichten hielden, zij voor het getal 1001 hadden gekozen. 1001 is een vlottere rijm in de Arabische dichtkunst dan het getal 1000.

Nog weer anderen zijn van mening dat de Arabieren de even getallen als onheilig beschouwden. Daarom hebben ze 1 aan het even getal 1000 toegevoegd en hebben dit tot 1001 gemaakt.

 

Sommigen zeggen dat in de mystiek het getal 1 een teken is van eenheid en monotheïsme. Men heeft 1 toegevoegd aan het getal 1000 om daarmee het monotheïsme te promoten. Ze beweren verder: Omdat het getal 1000 een even getal is en een even getal een symbool is van veelheid ofwel polytheïsme, heeft men met het toevoegen van 1 de nadruk gelegd op eenheid en monotheïsme.

 

Weer andere letterkundigen voegen zich bij de voornoemde groep literatoren en verwijzen naar het volgende kwatrijn van de Perzische dichter Khayyam:

 

“Toen ik gister de pottenbakkerij werd binnengelaten,

waren daar tweeduizend potten die stil zwegen of luid praatten.

Elke pot riep: “Waar blijven zij die een pot bezaten,

bakten of deze op de markt verkochten en weer vergaten?”

 

Deze letterkundigen zeggen dat in dit kwatrijn de pot een symbool is van het bestaan. Het bestaan van de mens of van God. Het getal tweeduizend verwijst wellicht naar de levende wezens. Deze wezens leven in stilte. Hun stilte wordt verbroken door iemand en dan komen al die wezens in opstand. Wellicht was Sjahrzad de persoon die de anderen ook in opstand heeft gebracht.

 

Sommigen zijn van mening dat het getal 1000 een teken is van oneindigheid. Met het toevoegen van de 1 aan dit getal krijgt de oneindigheid een herhaling, ofwel een verlenging. Met andere woorden: het getal 1 verstoort de rust van het getal 1000. Dit fenomeen is ook terug te vinden in de verhalen zelf. Zodra een verhaal eindigt, begint het volgende verhaal en dit gebeurt telkens weer tot aan het einde van het boek van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Het getal 1 is in vele gedichten een symbool van revolutie, genoegdoening, maar meestal het symbool van monotheïsme.

 

De nacht

Het tijdstip van de vertellingen is de nacht. De nacht is het symbool van duisternis en duisternis is op zijn beurt een symbool van angst en het aanjagen van angst. De nacht is de plaats waar angst heerst, in het bijzonder angst voor het einde en voor de dood. De angstaanjagende nacht verandert in een feest door de vertelling van Sjahrzad. Sjahrzad zelf voorkomt haar eigen dood met haar vertellingen. Met andere woorden: zij schuift de dood elke nacht op met een vertelling. Om haar leven te redden is zij wel genoodzaakt om de hele nacht wakker te blijven en de gehele nacht door te vertellen. Sommige verhalen verwijzen op een satirische wijze naar de slaap. Hierbij kan men denken aan het verhaal waarin een koning veel sliep. Hij verloor het touwtje door zijn slaap. Sjahrzad heeft als het ware met haar wijze verhalen Sjahriar, ook een koning, uit zijn slaap gehouden.

 

Het Arabische woord voor de nacht is ‘leil’. Dit woord is een vrouwelijk woord. Wellicht verwijst het vrouwelijk zijn van de nacht naar de seksuele spanningen. Misschien komt de aanwezigheid van de vele erotische scenes in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ door dit feit. De nacht maakt Sjahriar zachtaardig en ook overdag houdt de zoete taal van Sjahrzad hem bezig. En dit duurt 1001 nachten: Sjahriar is geen tiran meer, maar de vader van drie kinderen.

Wat in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ veel voorkomt, is de structuur van verhalen die in elkaar zitten of uit elkaar voortkomen. Een willekeurig persoon in een verhaal verandert in de verteller of vertelster van een volgend verhaal. Zodoende wordt deze secundaire persoon een primaire persoon, ofwel het hoofdpersonage.

 

In ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ komen alle lagen en figuren van een samenleving voor: een slager, een zakenman, een herder, een minister, een koning, een bedelaar enz. enz. enz. Daardoor voelt de lezer een band met één of meerdere personages in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Dit helpt de lezer om zich het verhaal eigen te maken, met andere woorden: het verhaal in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is zijn of haar eigen verhaal.

 

Het hoofdthema van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is opgebouwd uit een gebeurtenis, waarin de emotionaliteit de rationaliteit overheerst. De personages hebben grotendeels geen dimensie, het zijn vaak onbelangrijke types die in de loop van het verhaal in een held veranderen.

 

Eén van de belangrijkste verklaringen voor het blijven bestaan van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is wellicht de mondelinge vertelling die men generatie na generatie heeft doorverteld. De vertelling is eeuwig en er komt geen einde aan. De in elkaar gezette verhalen nemen de lezer mee naar een wereld van fantasie en verbeelding. Daardoor neemt de lezer afstand van de werkelijkheid en dit bezorgt de lezer een fijne belevenis.

 

Tegenstrijdigheden

Het bestaan bestaat wellicht uit niets anders dan tegenstrijdigheden. De tegenstrijdigheid tussen alle cellen van het bestaan is de reden van het bestaan. Dit weerspiegelt zich ook tussen mensen.

Echter, ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is een vertolking van de tegenstrijdigheden die tussen mensen bestaan. De tegenstrijdigheden zijn de grondslagen waarop de personages gestalte krijgen en de lezer verbazing bezorgen. ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ is oververzadigd van zowel het goede als het kwade. Deze tonen zich in de vorm van personages die in het dagelijkse leven niet voorkomen, zoals een djinn of een duivel. Deze figuren verschijnen in de gedaante van een mooie of lelijke vrouw of een zachtaardige of hardvochtige man.

Ook komen figuren in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ voor die een heilige status dragen. Het beste voorbeeld hiervan is Sjahrzad zelf. Een vrouw die met haar wijsheid een tirannieke koning in een rechtvaardige heerser verandert. Sjahrzad maakt van haar slaapkamer een praktijk waarin een zieke vorst behandeld wordt.

 

In de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ lopen vele mensen rond die op elkaar lijken of het evenbeeld zijn van elkaar. Echter, de handelingen van deze mensen zijn in strijd met elkaar. Een minister die aartsvijand is van zijn koning. Een vrouw die naar het bloed van haar zus dorst.

 

Beloning of straf, armoede of rijkdom, vrijheid of gevangenschap en nog talloze andere tegenstrijdigheden in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn wellicht een verwijzing naar de wereld van relaties en omgang tussen mensen.

 

Geschiedenis en de gedachtenis

‘De vertellingen van 1001-Nacht’ begint met de volgende zin: ‘Er wordt verteld …’

Dit nodigt de lezer uit om na te denken. De aanwezigheid van de historische persoonlijkheden, zoals Haroen ar-Rasjid, Jafar Barmaki, Aboe Noas en de andere personen leven niet in de tijd dat zij werkelijk hebben geleefd.

 

Terwijl Sjahrzad tot de tijd van Sasaniden-dynastie behoort, die 400 jaar voor de tijd van Haroen ar-Rasjid, is, vertelt zij over hem. Of Sjahrzad moet 400 jaar jonger zijn ofwel Haroen ar-Rasjid 400 jaar ouder. Had Sjahrzad deze verhalen voorspeld of heeft men deze verhalen later in de mond van Sjahrzad gelegd?

 

In een verhaal wordt Haroen ar-Rasjid als een rechtvaardige kalief voorgesteld die door de mensen en de engelen bejubeld wordt. Echter, in een ander verhaal verandert hij in een ezel en waarbij de dichter Aboe Noas een zadel op hem zet.

 

De mistige sfeer van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ geeft de lezer een benevelde blik op de gebeurtenissen. Daardoor gelooft de lezer wat in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ wordt verteld.

 

Hoewel ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ weinig perspectief hebben, bestaat toch een harmonie tussen de personages van de verhalen die 400 jaar later of eerder dan hun werkelijke tijd leefden.

 

De vrede

De vrede is de uiteindelijke en finale boodschap van alle ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ bij elkaar.

 

Opschorting of uitstel

De angst voor de dood van Sjahrzad geeft haar de kracht om met voorwendselen een koning, die haar aan zijn beul wil uitleveren, zover te krijgen dat hij haar dood een paar nachten uitstelt. Zo blijft zij nog meerdere nachten in leven dankzij haar vertellingen. De vertelster heeft zo’n grote macht over haar luisteraar dat die geen andere keuze heeft dan zijn besluit op te schorten. Dit element van het hoofdverhaal van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ breidt zich ook uit tot de andere verhalen.

 

De angst voor de dood van de vertelster lijkt op de angst van de zakenman in het verhaal van ‘De visser en de vrouwelijke djinn’. In dit verhaal proberen drie grijsaards met hun verhalen de dood van de visser te voorkomen.

Het lijkt dat de angst voor de dood van Sjahrzad het belangrijkste element is van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’, ofwel van het leven.

 

Begin en slotfase

Het begin en de slotfase komen in ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ in twee vormen voor: het zichtbare begin, de zichtbare slotfase en het onzichtbare begin en de onzichtbare slotfase.

De lange verhalen, met name het hoofdverhaal, hebben een onzichtbare slotfase. Echter, de korte verhalen hebben een zichtbare slotfase.

 

Meestal is de slotfase van een verhaal het begin van het volgende verhaal. Zodoende laat Sjahrzad de lezer smachten naar het volgende verhaal. Deze methode bevat twee logica’s: logica van tijd en logica van het verhaal.

 

De lange verhalen eindigen niet met het eindigen van de nacht door het gebruik van de volgende formule: ‘Op dit punt van haar vertelling merkte Sjahrzad dat het weer ochtend was geworden en ze deed er bescheiden het zwijgen toe.’

De verhalen worden voortgezet in de volgende nacht. Dit is de logica van tijd. Soms eindigt een verhaal, maar leeft het voort in het volgende verhaal. Dit is de logica van het verhaal. Deze verhalen eindigen met een zich herhalende formule: ‘Maar toen de zoveelste Nacht was aangebroken, vertelde Sjahrzad verder: ….’

 

In bijna alle verhalenboeken is wel een verhaal te vinden uit ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Er is bijna niemand in de hele wereld die niet van de naam van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ heeft gehoord.

 

Tot slot

Het is geen enkel ander boek dan ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ gelukt om de aandacht van iedereen op zich gevestigd te krijgen.

 

‘De vertellingen van 1001-Nacht’ eindigen nooit en ieder tijdperk voegt weer een nieuwe dimensie aan toe.


deel 1 (nacht 1 t/m 100)

هزارویک شب

1001-Nacht

الف لیلة و لیلة

UITGEVER: HET TALENHUIS

DRACHTEN - NEDERLAND


Oorspronkelijke titel:
hezar-o-yek-sjab هزارویک شب
 

alf-leila-wa-leila الف لیلة و لیلة

 

Nederlandse vertaling uit het Perzisch (Farsi) en Arabisch, en aantekeningen: Soleimani, Ali

Illustraties omslag © Hesther de Jong-Nijland 2017
 


ISBN/EAN gehele reeks: 978-90-78660-29-3

 

NUR-code: 304
NUR-omschrijving: Vertaalde verhalenbundels

 Uitgever:

HET TALENHUIS

01062831 KvK. Leeuwarden 10-10-1991

JANSONIUSPLEIN 19

9203 NH DRACHTEN

Tel.: (+31) 0512 – 540560

Internet: www.talenhuis.com

E-mail:  info@talenhuis.com


Bij wijze van voorwoord


‘Dat is avontuur na avontuur
de liefde vlamt fel als vuur.
Het valt niet te voorspellen
wat de verteller ons gaat vertellen.
Emoties golven hemelhoog
door tranen houd je het niet droog!
Harten worden op de proef gesteld,
zielen worden zeer gekweld.
Verlangen voert een hoge toon,
soms volgt er dan bittere hoon.
Plannen worden er gemaakt,
diepe zuchten vaak geslaakt!
Vaak wordt er gestreden
geen middel vermeden
om het grote doel te halen
waarvoor een prijs is te betalen!
Duizend en één nacht:
haar sferen zijn vol van pracht!
Mocht nog iemand klagen:
liefde kan alles verdragen!’

 

Dank is de geringste uiting van erkentelijkheid van de ondergetekende aan de heer Jens de Jong, de schrijver van dit rijm, en aan de vele anderen die gedurende vijfentwintig jaar aan deze Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt.

In Nederland hoorde ik voor het eerst het woord 1001-nacht in december 1989. Tijdens de kerstdagen van dat jaar kwam een vriend bij mij op bezoek met een kerstster, als geschenk. Hij trachtte mij daarmee met de gezamenlijke symbolen van Nederland en Iran kennis te laten maken. Hij vertelde over de kerstverhalen, volksverhalen en andere vormen van vertellingen die in Nederland bekend zijn en daarbij noemde hij de verhalen van 1001-nacht als de meest beroemde vertellingen.
Op oudejaarsdag bracht hij een bliksembezoek aan mij en gaf mij een boekje als geschenk, waarin een aantal verhalen uit de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ stond.
Tijdens de kerstvakantie las ik de verhalen uit dat boekje met behulp van een aantal woordenboeken. Omdat de elementen en bewoordingen in die verhalen mij bekend waren, leerde ik daarmee het Nederlands, maar niet de alledaagse woorden.

Het jaar daarop kocht ik de volledige tekst van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ van de toen beroemde tweedehands boekverkoper De Slegte, getiteld:
‘Alle verhalen van 1001 nacht’, van Mardrus, vertaald onder leiding van A. Helman; gepubliceerd door Manteau, Den Haag & Brussel in 1974.

Bij het lezen van de vertellingen uit dit boek viel mij op dat de Nederlandse taal daarvan voor mij niet alleen moeilijk, maar ook onbegrijpelijk was. Was mijn kennisniveau van de Nederlandse taal het probleem? Dat boek verdween van mijn nachtkastje voor een tijd. Bij een nieuwe poging liet ik de stukken die ik niet begreep aan mijn kennissen en vrienden zien. Zij vertelden dat zij die teksten ook niet begrepen of dat het geen vlot Nederlands was.

Ik kocht toen een volledig Perzisch exemplaar van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Zo probeerde ik de stukken die ik in het Nederlands niet begreep, op te gaan zoeken in de Perzische editie. Verschillende passages van de verhalen in beide edities kwamen niet overeen. Bijvoorbeeld het verhaal van de 16e nacht in de Nederlandse editie was niet te vinden in de 16e nacht in de Perzische editie. Dus moest ik zoeken waar de 16e nacht uit de Nederlandse editie in de Perzische editie weergegeven was.

De zoektochten kosten veel tijd, maar het was niet erg, mijn Nederlands werd steeds beter. Soms vond ik een passage uit de Nederlandse editie niet terug in de Perzische editie. De reden daarvan was wellicht het feit dat sommige passages, met name de erotische passages, die wel in de Nederlandse editie stonden, in de Perzische editie waren weggehaald, wellicht uit fatsoen.

In die tijd kocht ik nog een volledige Nederlandse editie, getiteld:
‘Arabische vertellingen der duizend en één nacht’ bewerkt door Gerard Keller
Met de illustratiën van Gustave Doré en anderen
Uitgave van Geb.rsE & M. Cohen Nymegen en Arnhem, van de jaren 1800.

De Nederlandse taal van de vertaling van deze editie was anders, namelijk ouderwets en de weergave van de namen varieerde van die van de andere Nederlandse editie.

Diverse passages en de volgorde van de nachten en verhalen kwamen niet overeen met die in de andere Nederlandse editie, evenmin met die in de Perzische editie.

Om dit probleem op te lossen, kocht ik een volledige Arabische editie. Echter, zelfs door de komst van een volledige Arabische editie bleef het probleem bestaan.

Bij de komst van de derde volledige Nederlandse editie, te weten:
‘Duizend en één nacht, Arabische vertellingen’

Naar de beste bronnen voor onzen tijd bewerkt, Amsterdam, Gebrs. Koster 1882,
moest ik vaststellen dat de passages die moeilijk in het Nederlands te begrijpen waren, herschreven of opnieuw vertaald moesten worden.

Bij mijn vertaalwerk probeerde ik de wijze van weergave van de namen conform de Nederlandse hedendaagse fonetica te schrijven of in sommige gevallen een Nederlandse vertaling daarvan te maken.

Een ander motief om een eigen vertaling te maken was het volgende: ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn volksvertellingen die de gewone man vertelt en beluistert. De gewone man in Iran kent zegswijzen uit de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ uit het hoofd. In Nederland zag ik dat deze vertellingen meer een elite-goed was geworden, wellicht door de taal van de vertaling. De meesten kenden de verhalen uit ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ door middel van tekenfilms van Walt Disney.

In die tijd kocht ik meerdere uitgaven van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ in het Nederlands. Grotendeels waren ze selecties en niet de volledige ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. In de meeste geselecteerde verhalen was de taal van de vertaling zeer vlot. In vele gevallen had men, in plaats van de oorspronkelijke tekst in het Arabisch te vertalen, nieuwe verhalen geschreven.

Daarom besloot ik mijn eigen editie van de Nederlandse vertaling te maken en deze ooit als afronding van mijn vertaal-carrière te publiceren. Het was toen rond de jaren 1990.

Omdat er drie volledige Nederlandse vertalingen bestonden, was mijn vertaalwerk enigszins gemakkelijk. Ik hoefde dus niet alles woord voor woord te vertalen. Voor mijn vertaling begon ik de passages over te schrijven uit de andere Nederlandse vertalingen, bewerkt met mijn eigen bijdragen en correcties.

In die jaren liet ik één van de Nederlandse vertalingen overtypen door een aantal vrijwilligers. Ik bewerkte dan deze getypte teksten door eventuele correcties en/of aanvullingen. Daarop liet ik deze teksten door een aantal andere vrijwilligers nakijken en eventuele grammaticale gebreken door hen herstellen.
Zo draaide de molen van mijn Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’, soms traag en soms te traag, maar deze draaide wel.

Rond het jaar 2000 kreeg ik nog een nieuwe Nederlandse vertaling van de volledige ‘Vertellingen van 1001-Nacht’ onder ogen, getiteld:
‘De vertellingen van duizend-en-één nacht’; vertaald door Dr. Richard van Leeuwen, van 1999.

Ondanks het feit dat de taal van deze vertaling modern en vlot leesbaar was, constateerde ik dat er toch sporen van oud Nederlands te zien waren. Behalve dit was de

weergave van vele namen nog steeds niet gemakkelijk leesbaar.
Wat in de andere edities niet gebeurd was, te weten het berijmen van de gedeelten die in het Arabisch op rijm waren, was in deze editie gedaan.

Dus er was geen reden om de molen van mijn Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ stil te zetten. Ik probeerde deze molen juist een tandje sneller te laten draaien. Dit lukte door meer vrijwilligers te vinden die de teksten van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ wilden nakijken en corrigeren.

De teksten werden vier keer nagekeken. Wat door de eerste controle was nagekeken, werd door de tweede controle verbeterd en de tweede controle door de derde controle.
De laatste controle geschiedde door twee vrijwilligers van de jonge generatie van de leeftijd tussen 20 en 30 jaar. Met de laatste controle wilde ik graag weten of deze vertaling voor de jonge generatie leesbaar was.
Voor de mensen die deze vertellingen in de ouderwetse stijl willen lezen, is er keuze genoeg.

Zodoende draaide de molen van de vertaling van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’, regelmatig en met een vlotte snelheid.

Rond 2010 bedacht ik dat, wanneer deze editie ooit gepubliceerd wordt, het niet erg zou zijn als die voorzien zou worden van illustraties.

Er meldde zich een aantal vrijwilligers die de verhalen van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ wilden illustreren.
Echter, deze wens wordt niet verwezenlijkt, omdat die vrijwilligers ophielden met het maken van illustraties. Derhalve wordt de editie op papier van deze vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ gepubliceerd zonder illustraties. Maar goed nieuws, mevrouw Hesther de Jong-Nijland heeft mij toestemming gegeven om een aantal van haar illustraties te gebruiken voor de omslag.

De digitale versie van deze ‘Vertellingen van 1001-Nacht’ zal op internet verschijnen, voorzien van de mogelijkheid voor het toevoegen van illustraties en tekeningen. Bij de digitale versie zal ik alle illustraties die door de vrijwilligers zijn gemaakt publiceren.

Bij de digitale versie zal een mogelijkheid bestaan voor het voorstellen van correcties, het maken van opmerkingen en/of het doen van voorstellen.

Ik heb een ‘Bij wijze van nawoord’ samengesteld dat informatie en kennis bevat over en omtrent ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Omdat dit het karakter heeft van een inleiding voor een scriptie, heb ik dit opgenomen aan het eind van het boek. Dit is bestemd voor degenen die meer over ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ willen weten.

Tot slot
- Voor deze Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn de Arabische editie Boulaq Egypte (1863 in vier delen) en de Perzische vertaling daarvan gebruikt.
- In deze editie zijn een aantal nachten zoek. Echter, deze nachten zijn eigenlijk korte nachten die opgenomen zijn in de nachten daarvoor of daarna. In sommige edities heeft men dit gebrek door een eigen verdeling opgelost en er netjes 1001 nachten van gemaakt.
Om de authentieke vorm van het boek te behouden, is besloten om in deze Nederlandse vertaling de gemiste nachten slechts als voetnoot te vermelden.
- De Nederlandse vertaling vanuit de Franse vertaling van dezelfde Arabische editie, te weten: J.C. Mardus, waarvoor Anton Pieck illustraties heeft verzorgd, is rijkelijk geraadpleegd.
Tevens zijn de ander vier belangrijkste Arabische edities geraadpleegd:
Calcutta-editie (in vier delen uit 1839 - 1842),
Breslau (ofwel Wroclaw)-editie (in twaalf delen uit 1835 - 1843),
Caïro-editie (uit 1835)
en Beiroet-editie (uit 1912)
- De oorspronkelijke Arabische en Perzische teksten op rijm zijn in deze Nederlandse vertaling ook op rijm gezet, ruim 10.600 regels.
- Voor het gebruiksgemak zijn in deze uitgave zowel de verhalen als de nachten opgenomen in de inhoudsopgave met vermelding van de pagina’s.
Bovenaan alle pagina’s zijn ook de namen van de verhalen en de nummers van de nachten weergegeven.
- In deze editie is getracht om onderaan de pagina’s geen voetnoten te plaatsen. Echter, er zijn wel enkele voetnoten aanwezig. De namen van recepten, voorwerpen, plaatsen, personen en dergelijke, die een uitleg vereisen, worden in de tekst verduidelijkt. Bijvoorbeeld bij het woord ‘helwa’ is vermeld: zoetigheid helwa.

Zonder enige vorm van bescheidenheid zegt ondergetekende dat alle voorkomende gebreken en manco’s in de vertaling voor rekening van ondergetekende komen.

Dit ‘bij wijze van voorwoord’ wordt afgesloten met een nobele dank aan allen die gedurende 25 jaar aan de vertaling van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt, van wie de namen dit boek vereren.

Drachten, november 2017,
dr. Ali Soleimani
 


De namen van de vrijwilligers die aan de vertaling van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt op volgorde van hun entree bij het project:

01. Mevrouw Alie Terpstra - Otten, 01-01-1990
02. Mevrouw Mieke van der Zee - Versteeg, 01-01-1995
03. Wijlen heer Jelle van der Zee, 01-01-1995
04. De heer Jens de Jong, 29-09-1998
05. Mevrouw Reina van der Meer, 12-07-2000
06. Wijlen mevrouw Annetje Bakker, 18-06-2001
07. Mevrouw Grytsje van der Velde, 25-11-2002
08. Mevrouw Gepke van der Meer, 22-06-2004
09. De heer Rogier Federico van Dijk, 19-10-2005
10. Mevrouw Janny Visser, 19-04-2006
11. Mevrouw Marianne Romijn - Ottink, 29-06-2006
12. Mevrouw Pytsje Hulzinga, 21-12-2006
13. De heer Martin Achterhof, 04-07-2007
14. Mevrouw Imke Rozema, 17-09-2007
15. Mevrouw H. Hoekstra (Riekje), 01-10-2008
16. De heer Otto Leeverink, 07-09-2009
17. Wijlen Mevrouw Griet Feenstra, 18-09-2009
18. Mevrouw Tineke Mulder, 01-03-2010
19. Mevrouw Geeske Brederveld, 14-09-2010
20. Mevrouw F. Khademian Ravandi (Wafa), 15-12-2010
21. Mevrouw Ammy Lautenbach, 15-02-2011
22. Mevrouw Inge Roukema - Miedema, 19-05-2011
23. De heer Henne Regnerus, 20-05-2011
24. De heer Johan Homan, 12-04-2012
25. Mevrouw Tjitske Taekema, 04-09-2012
26. Mevrouw Ellen Graafland, 22-11-2012
27. Mevrouw Hilda Komdeur, 08-03-2012
28. De heer Eke Bergsma, 29-08-2012
29. Mevrouw Claudia Hageman-Cullens, 6-01-2013
30. De heer Bartele van Huizen, 25-01-2013
31. Mevrouw Marike Buitendijk, 25-11-2013
32. Mevrouw Hesther de Jong-Nijland, 10-02-2014
33. De heer Otto Gjalt Wijma, 28-06-2014
34. De heer Wiebe Mulder, 29-10-2014
35. Mevrouw Martha de Boer, 15-01-2015
36. Mevrouw Maysaa Rasho, 22-04-2015
37. Mevrouw Piety de Vries, 03-07-2015
38. De heer Auko Docter, 23-09-2015
39. De heer Sven de Haan, 07-11-2015
40. De heer Patrick Veenstra, 14-12-2015


پیشگفتار
به نام خداوند بخشنده و مهربان.
ستایش خدا را، پروردگار جهانیان، نماز و صلح بر سرور رسولان، استاد ما، محمد، که صلوات و درود، تا بینهایت، بر او، خاندان او و همراهان او باد!
اما بعد، پوشیده نماناد که حکیمان را رسم و آیین چنین است که گاهی برسم افسانه سخن گویند و گاهی از زبان دد و دام حدیث کنند و مقصود از آن همه، پند گفتن و حکمت آموختن است. ولی (ایشان) این حیلت بکار برند که عامهء طباع را بگفتهء ایشان رغبت افتد و به رأی افسانه بخوانند و بآسانی یاد گیرند. پس از آن در او تأمل کرده، بذخایر نفیس حکمت و گنجهای شایگان تجربت دست یابند. چنانچه قدوة الادبا و زبدةالحکما مولف هزار و یکشب نیز بدین نمط سخن رانده و عجایبی چند از احوال پیشینیان و غرایبی چند بعنوان افسانه از زبان جانوران یاد کرده و لطایف نیکو ایراد نموده ...

Inleiding

In de naam van God, de Barmhartige, de Genadige!
Dank aan God, de Meester van het heelal! Wij bidden voor de profeet Mohammed en waarderen zijn werken en zijn gemeente!
De hedendaagse mensen kunnen veel leren van oude legenden: het leven van de mens in alle tijden heeft dezelfde zin. Bij het lezen van oude verhalen ziet men, dat de mens uit het verleden met hetzelfde feest bezig was als waarmee de mens nu bezig is. Hij ervaart dat zijn fantasiewereld niet ver afstaat van de fantasiewereld van de mensen uit oude tijden. De hedendaagse mens gaat daarom die mensen en ook hun handel en wandel waarderen.
Zijn waardering gaat ook uit naar degenen die de oude verhalen hebben verzameld, bewaard en aan de volgende generaties hebben doorgegeven.
Eén van de beroemdste verhalen uit de oude tijden is “De vertelling van Duizend-en-één-nacht”. Veel spreekwoorden en gezegden uit de hele wereld hebben hun bestaan te danken aan deze bijzondere vertellingen.

المقدمة
بسم الله الرحمن الرحيم
الحمد لله رب العالمين والصلاة والسلام على سيد المرسلين سيدنا محمد وعلى آله وصحبه صلاة وسلاما دائمين متلازمين الى يوم الدين ( وبعد) فان سير الاولين صارت عبرة للاخرين لكي يرى الانسان العبر التي حصلت لغيره فيعتبر، ويطالع حديث الامم السالفة وما جرى لهم فينزجر ، فسبحان من جعل حديث الاولين عبرة لقوم آخرين فمن تلك العبر الحكايات التي تسمى (الف ليلة وليلة ) وما فيها من الغرائب والامثال.
 


Geschiedenis van koning Sjahriar en zijn broer, koning Sjahzaman

 Er wordt verteld:

 God is de Alwetende, de meest Wijze, de Almachtige en de Genadige.

 Er was eens in oude tijden een koning van de Sasaniden-dynastie. Hij regeerde over Hindoestan en China en had een groot leger en veel dienaren. De koning had twee zonen, twee dappere ruiters. De oudere broer was een betere ruiter dan de jongere.

De oudere broer regeerde twintig jaar over de landen en was rechtvaardig. Daarom hield het volk van hem. Zijn naam was koning Sjahriar. De jongere broer heette koning Sjahzaman en hij was twintig jaar de rechtvaardige koning van Samarkand, ofwel het land van de niet-Arabieren. Zij waren echter niet meer tevreden over hoe het met hun leven ging. De oudere broer miste zijn jongere broer. Daarom stuurde hij zijn minister om zijn jongere broer op te halen. De minister vertrok en met de genade van God kwam hij veilig op zijn bestemming aan. Hij kwam binnen bij koning Sjahzaman, groette hem en deelde hem mee, dat zijn broer, koning Sjahriar, vurig naar hem verlangde. Hij zei dat hij deze reis had gemaakt om hem uit te nodigen zijn broer te gaan opzoeken. Koning Sjahzaman zei: “Ik ga bij mijn broer op bezoek,” en hierop beval hij tenten, kamelen, muilezels, dienaren en alle andere metgezellen gereed te maken voor de reis. Als laatste handeling benoemde hij zijn minister als plaatsvervanger en hij vertrok. 

***

 Onderweg schoot hem te binnen dat hij iets uit zijn paleis was vergeten mee te nemen. Hij keerde terug en ging zijn paleis binnen. Daar vond hij zijn vrouw uitgestrekt op haar bed, omhelsd door een zwarte slaaf. Bij deze aanblik verduisterde zijn gezicht. Hij dacht bij zichzelf: ‘Als dit gebeurt, terwijl ik nauwelijks mijn stad verlaten heb, wat zal dan het gedrag van mijn vrouw zijn als ik een langere tijd weg ben?’ Hierop greep hij zijn zwaard en doodde de vrouw en de zwarte man, terwijl ze nog op bed lagen. Vervolgens keerde hij zich om en zette samen met zijn metgezellen de reis naar zijn broer voort. Na een etmaal reizen kwam hij in de stad van zijn broer aan.

Zijn broer Sjahriar verheugde zich zeer op het bezoek, reed hem tegemoet en groette hem.

De hele stad werd versierd en de broers gingen met elkaar in gesprek.

Koning Sjahzaman kon echter de ontrouw van zijn vrouw niet vergeten. Een wolk van verdriet was over zijn gezicht getrokken, hij was ziek van verdriet.

Koning Sjahriar dacht dat zijn jongere broer heimwee had naar zijn eigen hof. Daarom vroeg hij hem verder niets meer en liet hem met rust.

Op zekere dag sprak koning Sjahriar tot zijn broer: “Ach mijn broer, ik weet niet wat er met je aan de hand is, maar je ziet er slecht uit en je wordt steeds magerder.” Koning Sjahzaman antwoordde: “Ik ben verdrietig,” maar hij vertelde niet waarom. Koning Sjahriar zei tegen hem: “We gaan op jacht, misschien kun je dan je verdriet even vergeten.” Koning Sjahzaman wilde echter niet mee en dus ging koning Sjahriar alleen op jacht. 

***

 De ramen van het paleis van de koning gaven uitzicht op een fraaie tuin. Terwijl koning Sjahzaman naar buiten stond te kijken, ging de paleisdeur open en kwamen er twintig slavinnen en twintig slaven tevoorschijn. De beeldschone vrouw van zijn broer bevond zich ook onder hen. Bij een vijver aangekomen, deden ze allemaal hun kleren uit en liepen door elkaar. Plotseling riep de vrouw van koning Sjahriar: “Hallo Masoed, kom hier Masoed!”

Er liep een stevige zwarte slaaf naar haar toe. Hij omhelsde haar, zij omhelsde hem.

De slaaf legde haar op de grond en begon met haar te vrijen. Op dit teken deden alle slaven hetzelfde met de andere vrouwen; dit ging zo de hele nacht door.

Toen de broer van de koning dit zag, sprak hij tot zichzelf: “Lieve God, de ellende van mijn broer is nog veel groter dan die van mij!” Hierop voelde hij dat zijn verdriet minder werd, hij voelde zich enigszins opgelucht en kon weer eten en drinken.

Ondertussen kwam koning Sjahriar terug van de jacht en ze groetten elkaar. Het viel koning Sjahriar op dat zijn broer weer vrolijk was. Sjahzaman zag er gezonder uit en na lange tijd liet hij zich het eten weer goed smaken. Hij sprak verbaasd tot zijn broer: “Je ziet er zo gezond uit, je bent vrolijk en je eet ook weer goed. Wat is er gebeurd, dat jij je weer beter voelt?”

Koning Sjahzaman antwoordde: “Ik zal je vertellen waarom ik me zo ongelukkig voelde, maar vraag me niet waarom ik nu weer zo vrolijk ben!” Hierop zei koning Sjahriar: “Vertel me dan eerst maar waarom jij je zo verdrietig voelde, er slecht uitzag en niet goed at!”

De jongere broer sprak: “Ach broer, toen jouw minister bij me kwam en zei dat je mij zo graag weer wilde zien, wilde ik graag naar je toekomen. Ik bereidde me voor op mijn vertrek en verliet de stad, maar ik kwam er achter dat ik iets vergeten was: een kleinood dat ik je bij aankomst heb gegeven. Daarom ging ik terug en toen trof ik mijn vrouw met een zwarte slaaf in bed aan. Ik doodde hen allebei en ging daarna naar jouw paleis. Ik kon echter niet vergeten wat ik gezien had. Dat was dus de reden waarom ik zo neerslachtig was. Maar vraag mij alsjeblieft niet wat de reden is dat ik me nu weer goed voel!” Op aandringen van koning Sjahriar vertelde koning Sjahzaman hem toch wat hij had gezien. Nadat koning Sjahriar hoorde wat zijn broer hem vertelde, sprak hij: “Ik geloof je wel, maar ik moet het met mijn eigen ogen zien!” Koning Sjahzaman zei tegen zijn oudere broer: “Vertel iedereen in het paleis dat je weer op jacht gaat, maar verstop je dan in mijn kamer, zodat je zelf kunt zien wat er allemaal gebeurt.” Nog hetzelfde uur liet koning Sjahriar weten dat hij weer vertrok. Hierop werd meteen door de omroeper het vertrek van de koning bekendgemaakt.

Koning Sjahriar vertrok samen met zijn soldaten en nam intrek in één van de tenten. Hij beval zijn slaven: “Niemand mag mijn tent binnenkomen!” Vervolgens vermomde hij zich en keerde stiekem terug naar het paleis, waar zijn broer op hem wachtte. Hier aangekomen, ging hij bij het raam staan. Er was nog geen uur voorbij of zijn vrouw kwam naar buiten, omringd door slaven en slavinnen. Er gebeurde precies wat koning Sjahzaman hem had verteld. Dit ging de hele dag door tot de avond. Nadat koning Sjahriar dit allemaal had gezien, werd hij razend, bijna gek. Hij zei tegen zijn broer: “Laten we gaan en zien wat er op ons pad komt. Wij hebben nu niets meer te maken met het koningschap. Wij moeten gaan uitzoeken of anderen ook zoiets is overkomen!” Zijn broer was het met hem eens. Zodoende vertrokken ze uit het paleis via een geheime deur. Zij reisden dag en nacht door, totdat ze bij een boom kwamen. Deze boom stond middenin een afgelegen wei, dicht bij de zee. In deze wei lag een zoetwaterbron. Nadat ze hun dorst hier hadden gelest, gingen ze zitten om uit te rusten.

Er was nauwelijks een uur voorbij, toen de zee onrustig werd en er plotseling een zwarte rookkolom uit het water omhoog steeg die zich in de richting van de wei voortbewoog.

Toen de broers dit zagen, werden ze bang en klommen ze zo hoog mogelijk in de boom. Vanuit de boom zagen ze dat de kolom veranderde in een djinn, ofwel een boze geest. Hij was erg groot, zag er sterk uit en droeg een kist op zijn hoofd. De djinn zette zijn voeten op het land en ging naar de boom toe waar de broers in zaten. Hij bleef onder de boom staan, deed het deksel van de kist open en haalde er een grote doos uit. Hij maakte deze open en er kwam een beeldschoon meisje uit de doos! Zoals de dichtregels luiden: 

‘Zij is een fakkel in de duisternis

en is de zon van de dag, gewis!

Zij verschijnt en met haar licht

komt ook de dageraad in zicht.

De zon straalt op onze aardbol

door haar gelaat zo liefdevol.

De maan schijnt fel in haar ogen,

glimlachend, zoet en ingetogen.

Waren haar geheimenissen maar allemaal

onthuld en ontcijferd in mensentaal!

De schepselen aan haar voeten

buigen verrukt in lange stoeten.

En haar zoete stralende blik

leidt tot tranen met een snik!’

 

Toen de djinn deze schone jongedame goed had aangekeken, zei hij tegen haar: “Mag ik van u, vorstin gekleed in zachte zijde, die ik op uw bruiloft heb ontvoerd, even gaan slapen?”

De djinn ging met zijn hoofd op de knieën van het meisje liggen en viel in slaap. Het meisje hief haar hoofd op, keek naar de boomkruin en zag de twee broers die in de boom verborgen zaten. Onmiddellijk tilde zij het hoofd van de djinn van haar knieën, verplaatste het, ging onder de boom staan en wenkte naar hen: “Kom naar beneden en wees niet bang voor deze geest!” De broers antwoordden: “Vraag dit in hemelsnaam niet van ons, het is veel te gevaarlijk!” Zij sprak: “Wees niet bang en kom naar beneden, anders zal ik de geest waarschuwen. Hij kan jullie een vreselijke dood bezorgen.” De broers werden bang en klauterden naar beneden. De vrouw stond op en zei: “Grijp je zwaard en steek mij daarmee, anders maak ik de geest wakker!” Uit angst zei Sjahriar tegen Sjahzaman: “Broer, doe jij maar eerst wat zij ons vraagt!” Hij antwoordde: “Ik denk er niet aan, jij bent de oudste, dus jij moet het goede voorbeeld geven!” Zodra de vrouw merkte dat de broers het elkaar probeerden te laten doen, vroeg zij: “Waarom proberen jullie hier onderuit te komen? Als jullie niet meteen doen wat ik zeg, dan roep ik nu de geest!” De broers waren zo bang voor de geest dat ze toen maar deden wat de vrouw hen vroeg en zij staken haar. Hierop sprak zij: “Jullie hebben het werkelijk goed gedaan!” Zij haalde uit haar zak een kleine beurs te voorschijn en nam daaruit een snoer. Aan dit snoer waren vijfhonderdzeventig zegelringen geregen. Zij vroeg: “Weten jullie wat dit is?” De broers antwoordden: “Nee, dat weten we niet.” De vrouw vertelde: “Deze zegelringen zijn van mensen die angstig waren voor de ongenadige hoorns van de boze geest. Zij hebben deze ringen aan mij gegeven. Jullie moeten ook jullie zegelringen aan mij geven.” Beide broers trokken de ring van hun vinger en gaven deze aan de vrouw. Vervolgens vertelde zij: “Deze geest heeft mij in mijn huwelijksnacht ontvoerd. Daarna stopte hij mij in een doos. De doos werd in een kist met zeven hangsloten gedaan en deze werd op de bodem van de woelige zee gelegd. Hij wist echter niet dat, wanneer een vrouw iets wil, niets haar kan tegenhouden. Zoals de dichtregels luiden: 

‘Vertrouw vooral niet op een vrouw,

neem haar belofte niet serieus, te gauw.

Een goed of slecht humeur van een vrouw

hangt af van hoe zij zich voelt in het nauw!

Royaal pronkt zij met haar liefde, als een pauw,

terwijl zij van gemeenheid vervuld is, niet flauw.

Let toch op wat Josef zei in het gevangenisgebouw:

‘Satan liet Adam verjagen door schuld van een vrouw!’

Dit is maar onzin, in het donker zijn alle katjes grauw,

het slaat nergens op, want iedere rijkaard of rabauw,

komt totaal doof en blindelings in liefdes klauw.

Daarom, zeg niet: ‘Als ik verliefd ben, mevrouw,

zal ik geen dwaasheid begaan, zo gauw!

Ook nooit: ‘De wijsheid is maar flauw!’

De waarheid is een wonder voor jou:

Een man redt zich niet zonder rouw

uit de verleiding van een vrouw.’ 

De broers waren erg verbaasd over deze woorden en zeiden tegen elkaar: “In vergelijking met de ellende die deze geest, ondanks zijn grote macht, is overkomen, is wat wij hebben meegemaakt een avontuur.” Hierop namen Sjahriar en Sjahzaman afscheid van de jonge vrouw en keerden terug naar hun stad. Nadat koning Sjahriar zijn paleis binnentrad, liet hij zijn echtgenote, haar slaven en slavinnen doden. Daarna zei hij tegen zijn minister dat hij hem elke nacht een jonge maagd moest brengen. Dit gebeurde iedere nacht en na elke nacht doodde koning Sjahriar het meisje bij zonsopgang. Zo ging het drie jaar door, tot grote ontzetting en verdriet van zijn onderdanen. Ze vluchtten met hun nog overgebleven dochters de stad uit. Zoals gewoonlijk zocht de minister op bevel van zijn koning naar een jonge maagd om haar naar de slaapkamer van de koning te brengen, maar hij kon geen enkel meisje meer vinden. Hij keerde daarom zeer bedroefd en teleurgesteld van zijn zoektocht terug. Hij was bang voor de reactie van koning Sjahriar. De minister had zelf twee beeldschone dochters: Sjahrzad was de oudste en Donyazad de jongste. Sjahrzad had veel boeken, annalen, legenden over oude koningen en de geschiedenis van de vroegere volkeren gelezen. Mensen luisterden graag naar de verhalen die zij hen vertelde.

Toen zij zag dat haar vader zo wanhopig ijsbeerde, vroeg zij: “Waarom bent u zo verdrietig? Het lijkt wel of u een grote last op uw schouders draagt.” De vader vertelde dat hij geen maagd had kunnen vinden voor de koning. Hij gaf aan dat hij bang was voor wat hem te wachten stond. Daarop zei Sjahrzad: “Vader, laat mij met de koning trouwen. Of ik blijf op de dag na mijn huwelijksnacht in leven en betaal met dit risico de losprijs voor alle moslimmeisjes, óf mij wacht hetzelfde lot als die honderden andere meisjes. Als het mij lukt om gezond en wel de bruidskamer uit te stappen, dan zal ons volk in vrede leven!” Toen de vader dit hoorde, antwoordde hij: “Bij God, ik zal jou nooit en te nimmer aan dit gevaar blootstellen.” Sjahrzad sprak echter: “Vader, neemt u mij niet kwalijk, ik moet dit beslist doen!” De vader waarschuwde haar: “Pas op en denk aan wat de ezel en de stier overkwam met de werkbaas. Luister maar: 

Fabel van de ezel, de stier en de werkbaas 

‘Er was eens een koopman die heel erg rijk was. Hij was getrouwd en had kinderen. God had hem ook kennis van de taal van de dieren gegeven. Hij kon zo alle vee en gevogelte verstaan en met hen praten. De koopman woonde op een vruchtbaar stuk land aan de oever van een rivier. In zijn woning bevonden zich ook een stier en een ezel. Op zekere dag kwam de stier op de plek waar de ezel thuishoorde. Hij vond dat deze plek er goed en schoon uitzag. De voerbak was gevuld met gerst. De ezel lag lekker in het stro te luieren. Als de baas op deze ezel reed, was dat alleen maar voor een kort ritje. Het dier kon daarna weer uitrusten.

Op een dag hoorde de koopman de ezel tegen de stier zeggen: “Als je weer naar buiten wordt gehaald en men legt het juk op jouw nek, gooi het dan op de grond en ga er bij liggen. Als je wordt geslagen, ga niet meer onder het juk staan. Als dit je toch overkomt, ga dan snel voor de tweede keer liggen. Als je naar de stal wordt teruggebracht en het voer wordt voor je neergezet, eet er dan niet van, maar doe net of je ziek bent. Zo moet je je best doen om een dag of twee, drie, niet te eten en te drinken. Op die manier kun je eens goed uitrusten.”

Toen de veeherder in de buurt van de stier kwam om hem zijn voer te geven, merkte hij dat het dier weinig at. ‘s Morgens op weg naar het werk, vond hij dat de stier er ziekelijk uitzag. Hij meldde dit aan de koopman. De koopman sprak tot de veeherder: “Neem de ezel en laat hem, in plaats van de stier, de hele dag werken.” De herder ging terug, nam de ezel mee in plaats van de stier en liet hem de hele dag werken.

Toen de ezel op het eind van de dag naar de stal terugkeerde, bedankte de stier hem voor zijn goede raad, waardoor hij die dag had kunnen uitrusten.

Maar de ezel zei geen stom woord. Hij had er heel veel spijt van dat hij dit met de stier afgesproken had. De volgende dag kwam de zaaier, nam de ezel mee en liet hem de hele dag hard werken. De ezel keerde pas terug nadat hij uitgeput was. Toen de stier de ezel zo uitgeput thuis zag komen, begon hij hem weer uitbundig te bedanken. De ezel merkte op: “Voorheen had ik een lekker lui leventje, maar nadat ik mij voor jouw karretje liet spannen, is mijn leven helemaal veranderd. Ik moet nu hard werken! Toch wil ik jou vertellen wat ik vandaag onze baas hoorde zeggen. Hij zei: ‘Als de stier niet meer opstaat, moet ik hem naar de slager brengen. Hij moet van de huid van de stier een kleed maken voor op de tafel.’ Ik ben bang dat dit niet goed voor jou afloopt, maar ik wens je hoe dan ook een beter einde toe.”

Bij het horen van deze woorden, bedankte de stier de ezel en zei: “Morgen zal ik uit eigen beweging meegaan om mijn werk weer te doen!” Daarna at de stier al zijn voer op en likte zelfs zijn voerbak nog uit. De ezel en de stier wisten niet dat hun baas dit gesprek hoorde. De volgende dag ging de koopman samen met zijn vrouw naar het verblijf van de stier en de ezel. Daar gingen ze zitten.

Toen de veeherder kwam om de stier mee te nemen en het dier zijn baas zag, begon het met zijn staart te zwaaien en bokkensprongen te maken. De koopman moest daar erg om lachen.

Toen zijn vrouw vroeg waarom hij zo moest lachen, antwoordde hij: “Om iets wat ik gezien en gehoord heb en wat ik niet kan vertellen. Ik ben bang dat ik doodga als ik het vertel.”

Zijn vrouw ging maar door met zeuren en mopperen, net zo lang tot hij beloofde haar het geheim te vertellen. Daarna riep hij zijn kinderen bij zich. Ook vroeg hij de rechter en een aantal getuigen om te komen, want hij wilde zijn testament maken voordat hij het geheim aan zijn vrouw zou vertellen en zou sterven. Hij hield erg veel van zijn vrouw, ze waren al honderdtwintig jaar samen. Ook liet hij de familie van zijn vrouw en alle bewoners van de buurt halen. Hij vertelde hen zijn levensverhaal en dat hij na het openbaren van zijn geheim zou sterven. Daarop riepen alle aanwezigen in koor tot zijn vrouw: “Vraag in vredesnaam niet verder, anders sterft uw man!” Maar de vrouw antwoordde hen: “Ik laat hem pas met rust als hij mij zijn geheim vertelt, al zal hij daardoor sterven.” Hierna hielden de aanwezigen op haar verder toe te spreken. De koopman stond op en liep in de richting van de stal de tuin in. Hij wilde zich daar eerst ritueel wassen, voordat hij zijn geheim ging openbaren en zou sterven.

De koopman hoorde toen hoe zijn hond de haan uitschold: “Je moet je schamen dat je vrolijk bent, terwijl onze baas gaat sterven!” De forse haan, die vijftig kippen in zijn hok had, antwoordde: “Waarom dan?” De hond vertelde wat er aan de hand was en in welke gevaarlijke toestand hun baas verkeerde. De haan sprak: “Bij God, onze baas heeft niet al te veel verstand. Ik heb hier vijftig vrouwen en weet mij eruit te redden door de ene te bevredigen en op de andere te mopperen. Hij heeft maar één vrouw en weet niet eens hoe hij haar de baas moet zijn! Het is een eenvoudige zaak, hoor, als je het maar weet. Hij moet een paar flinke twijgen van de moerbeiboom afsnijden. Dan moet hij haar daarmee afranselen, totdat zij sterft of tot inkeer komt. Zo zal zij het wel uit haar hoofd laten om weer over zoiets te zeuren.” Zodra de koopman hoorde wat zijn haan tegen de hond zei, besloot ook hij zijn vrouw af te ranselen.’ Hier brak de minister zijn verhaal af en sprak tot zijn dochter Sjahrzad: “Het is mogelijk, dat de koning met je doet, wat de koopman gedaan heeft met zijn vrouw.” Sjahrzad antwoordde: “En wat deed de koopman dan?” De minister ging verder: ‘Voordat de koopman terugging naar de aanwezigen, sneed hij een paar moerbeitwijgen af, ging naar de kamer van zijn vrouw en verstopte de takken. Toen riep hij tot zijn echtgenote: “Vrouw, ik ben in jouw kamer, kom hier, ik wil mijn geheim hier alléén aan jou vertellen en daarna zal ik sterven!” De vrouw ging naar haar man in haar kamer. De koopman sloot de deur, pakte de twijgen en sloeg haar zo erg dat de vrouw bijna flauw viel. Zij riep: “Ik heb berouw! Ik heb berouw!” Ze kuste de handen en voeten van haar man en toonde hiermee haar oprechte berouw. Daarna gingen ze samen naar buiten. Alle aanwezigen waren blij dat het zo goed was afgelopen.’

Zodra de minister klaar was met zijn verhaal, sprak zijn dochter Sjahrzad: “Vader, ik wil toch graag dat u doet wat ik u vraag!” Zonder nog langer aan te dringen, liet de minister de uitzet van zijn dochter Sjahrzad gereedmaken. Daarna ging hij naar koning Sjahriar om aan hem te vertellen dat zijn dochter als bruid van de koning naar zijn paleis zou komen. Ondertussen zei Sjahrzad tegen haar jongere zus: “Ik zal, wanneer ik bij de koning ben, hem zeggen dat ik vóór zonsopgang afscheid van jou wil nemen. Ik zal hem vragen om jou naar het paleis te laten komen. Wanneer je bij me komt, moet je, in aanwezigheid van de koning, tegen me zeggen: “Ach zus, vertel mij voor het laatst nog een paar wonderbaarlijke verhalen, waarmee wij de nacht zullen doorbrengen tot zonsopgang!” Dan zal ik je verhalen vertellen die, als God het wil, zullen leiden tot de bevrijding van alle moslimmeisjes. Zodoende zullen zij aan hun verschrikkelijke lot ontkomen!” Hierna haalde de minister zijn dochter en nam haar mee naar de koning. De koning was gelukkig en sprak tot de ongelukkige vader: “Weet zij wat ze moet doen?” De minister antwoordde eerbiedig: “Ja, majesteit!”

Toen de koning het meisje wilde meenemen, begon zij te huilen. De koning vroeg haar: “Waarom huil je?” Zij antwoordde: “Majesteit, ik heb een zusje van wie ik nog geen afscheid heb genomen.” De koning liet meteen het zusje halen. Zodra het meisje kwam, wierp zij zich in de armen van Sjahrzad.

Hierna gingen de koning en Sjahrzad naar hun huwelijkskamer. Tegen middernacht kwamen de koning en zijn vrouw terug bij de hovelingen. Toen sprak Donyazad tot haar zus Sjahrzad: “Ach zus, zou je ons voor het laatst een verhaal willen vertellen waarmee wij de nacht zullen doorbrengen tot zonsopgang?” Sjahrzad antwoordde haar: “Dat is goed, mits de koning het mij toestaat!” De koning stemde hiermee in, want hij was nog niet erg slaperig en wilde het verhaal van Sjahrzad ook horen.

 

Vervolg deel 1

nacht 1 t/m 100