Mededeling

Drachten, augustus 2018.

Hierbij de digitale versie van het door het Talenhuis uitgegeven boek: ‘1001-Nacht’.

De digitale versie wordt in 12 bestanden gepubliceerd.

De illustraties van mevrouw Hesther de Jong-Nijland voor het boek ‘1001-Nacht’ zijn verkrijgbaar via haar eigen website op het onderstaande internetadres:

https://www.studiosterre.nl/boekillustraties

De digitale versies van de andere gepubliceerde boeken van Het Talenhuis zullen in de komende tijd ook op het internet gepubliceerd worden.

Het gebruikmaken van de digitale versies is kosteloos. Voor het verspreiden of delen van de gehele of gedeeltelijke inhoud hiervan is geen schriftelijke toestemming nodig.

De papieren versies zijn verkrijgbaar via de onderstaande link:

https://www.talenhuis.com/boeken/menu/start.htm

 

Met vriendelijke groet,

Het Talenhuis,

dr. Ali Soleimani.


deel voorwoord

هزارویک شب

1001-Nacht

الف لیلة و لیلة

UITGEVER: HET TALENHUIS

DRACHTEN - NEDERLAND


Oorspronkelijke titel:
hezar-o-yek-sjab هزارویک شب
 

alf-leila-wa-leila الف لیلة و لیلة

 

Nederlandse vertaling uit het Perzisch (Farsi) en Arabisch, en aantekeningen: Soleimani, Ali

Illustraties omslag © Hesther de Jong-Nijland 2017
 


ISBN/EAN gehele reeks: 978-90-78660-29-3

 

NUR-code: 304
NUR-omschrijving: Vertaalde verhalenbundels

 Uitgever:

HET TALENHUIS

01062831 KvK. Leeuwarden 10-10-1991

JANSONIUSPLEIN 19

9203 NH DRACHTEN

Tel.: (+31) 0512 – 540560

Internet: www.talenhuis.com

E-mail:  info@talenhuis.com


Bij wijze van voorwoord


‘Dat is avontuur na avontuur
de liefde vlamt fel als vuur.
Het valt niet te voorspellen
wat de verteller ons gaat vertellen.
Emoties golven hemelhoog
door tranen houd je het niet droog!
Harten worden op de proef gesteld,
zielen worden zeer gekweld.
Verlangen voert een hoge toon,
soms volgt er dan bittere hoon.
Plannen worden er gemaakt,
diepe zuchten vaak geslaakt!
Vaak wordt er gestreden
geen middel vermeden
om het grote doel te halen
waarvoor een prijs is te betalen!
Duizend en één nacht:
haar sferen zijn vol van pracht!
Mocht nog iemand klagen:
liefde kan alles verdragen!’

 

Dank is de geringste uiting van erkentelijkheid van de ondergetekende aan de heer Jens de Jong, de schrijver van dit rijm, en aan de vele anderen die gedurende vijfentwintig jaar aan deze Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt.

In Nederland hoorde ik voor het eerst het woord 1001-nacht in december 1989. Tijdens de kerstdagen van dat jaar kwam een vriend bij mij op bezoek met een kerstster, als geschenk. Hij trachtte mij daarmee met de gezamenlijke symbolen van Nederland en Iran kennis te laten maken. Hij vertelde over de kerstverhalen, volksverhalen en andere vormen van vertellingen die in Nederland bekend zijn en daarbij noemde hij de verhalen van 1001-nacht als de meest beroemde vertellingen.
Op oudejaarsdag bracht hij een bliksembezoek aan mij en gaf mij een boekje als geschenk, waarin een aantal verhalen uit de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ stond.
Tijdens de kerstvakantie las ik de verhalen uit dat boekje met behulp van een aantal woordenboeken. Omdat de elementen en bewoordingen in die verhalen mij bekend waren, leerde ik daarmee het Nederlands, maar niet de alledaagse woorden.

Het jaar daarop kocht ik de volledige tekst van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ van de toen beroemde tweedehands boekverkoper De Slegte, getiteld:
‘Alle verhalen van 1001 nacht’, van Mardrus, vertaald onder leiding van A. Helman; gepubliceerd door Manteau, Den Haag & Brussel in 1974.

Bij het lezen van de vertellingen uit dit boek viel mij op dat de Nederlandse taal daarvan voor mij niet alleen moeilijk, maar ook onbegrijpelijk was. Was mijn kennisniveau van de Nederlandse taal het probleem? Dat boek verdween van mijn nachtkastje voor een tijd. Bij een nieuwe poging liet ik de stukken die ik niet begreep aan mijn kennissen en vrienden zien. Zij vertelden dat zij die teksten ook niet begrepen of dat het geen vlot Nederlands was.

Ik kocht toen een volledig Perzisch exemplaar van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Zo probeerde ik de stukken die ik in het Nederlands niet begreep, op te gaan zoeken in de Perzische editie. Verschillende passages van de verhalen in beide edities kwamen niet overeen. Bijvoorbeeld het verhaal van de 16e nacht in de Nederlandse editie was niet te vinden in de 16e nacht in de Perzische editie. Dus moest ik zoeken waar de 16e nacht uit de Nederlandse editie in de Perzische editie weergegeven was.

De zoektochten kosten veel tijd, maar het was niet erg, mijn Nederlands werd steeds beter. Soms vond ik een passage uit de Nederlandse editie niet terug in de Perzische editie. De reden daarvan was wellicht het feit dat sommige passages, met name de erotische passages, die wel in de Nederlandse editie stonden, in de Perzische editie waren weggehaald, wellicht uit fatsoen.

In die tijd kocht ik nog een volledige Nederlandse editie, getiteld:
‘Arabische vertellingen der duizend en één nacht’ bewerkt door Gerard Keller
Met de illustratiën van Gustave Doré en anderen
Uitgave van Geb.rsE & M. Cohen Nymegen en Arnhem, van de jaren 1800.

De Nederlandse taal van de vertaling van deze editie was anders, namelijk ouderwets en de weergave van de namen varieerde van die van de andere Nederlandse editie.

Diverse passages en de volgorde van de nachten en verhalen kwamen niet overeen met die in de andere Nederlandse editie, evenmin met die in de Perzische editie.

Om dit probleem op te lossen, kocht ik een volledige Arabische editie. Echter, zelfs door de komst van een volledige Arabische editie bleef het probleem bestaan.

Bij de komst van de derde volledige Nederlandse editie, te weten:
‘Duizend en één nacht, Arabische vertellingen’

Naar de beste bronnen voor onzen tijd bewerkt, Amsterdam, Gebrs. Koster 1882,
moest ik vaststellen dat de passages die moeilijk in het Nederlands te begrijpen waren, herschreven of opnieuw vertaald moesten worden.

Bij mijn vertaalwerk probeerde ik de wijze van weergave van de namen conform de Nederlandse hedendaagse fonetica te schrijven of in sommige gevallen een Nederlandse vertaling daarvan te maken.

Een ander motief om een eigen vertaling te maken was het volgende: ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn volksvertellingen die de gewone man vertelt en beluistert. De gewone man in Iran kent zegswijzen uit de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ uit het hoofd. In Nederland zag ik dat deze vertellingen meer een elite-goed was geworden, wellicht door de taal van de vertaling. De meesten kenden de verhalen uit ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ door middel van tekenfilms van Walt Disney.

In die tijd kocht ik meerdere uitgaven van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ in het Nederlands. Grotendeels waren ze selecties en niet de volledige ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. In de meeste geselecteerde verhalen was de taal van de vertaling zeer vlot. In vele gevallen had men, in plaats van de oorspronkelijke tekst in het Arabisch te vertalen, nieuwe verhalen geschreven.

Daarom besloot ik mijn eigen editie van de Nederlandse vertaling te maken en deze ooit als afronding van mijn vertaal-carrière te publiceren. Het was toen rond de jaren 1990.

Omdat er drie volledige Nederlandse vertalingen bestonden, was mijn vertaalwerk enigszins gemakkelijk. Ik hoefde dus niet alles woord voor woord te vertalen. Voor mijn vertaling begon ik de passages over te schrijven uit de andere Nederlandse vertalingen, bewerkt met mijn eigen bijdragen en correcties.

In die jaren liet ik één van de Nederlandse vertalingen overtypen door een aantal vrijwilligers. Ik bewerkte dan deze getypte teksten door eventuele correcties en/of aanvullingen. Daarop liet ik deze teksten door een aantal andere vrijwilligers nakijken en eventuele grammaticale gebreken door hen herstellen.
Zo draaide de molen van mijn Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’, soms traag en soms te traag, maar deze draaide wel.

Rond het jaar 2000 kreeg ik nog een nieuwe Nederlandse vertaling van de volledige ‘Vertellingen van 1001-Nacht’ onder ogen, getiteld:
‘De vertellingen van duizend-en-één nacht’; vertaald door Dr. Richard van Leeuwen, van 1999.

Ondanks het feit dat de taal van deze vertaling modern en vlot leesbaar was, constateerde ik dat er toch sporen van oud Nederlands te zien waren. Behalve dit was de

weergave van vele namen nog steeds niet gemakkelijk leesbaar.
Wat in de andere edities niet gebeurd was, te weten het berijmen van de gedeelten die in het Arabisch op rijm waren, was in deze editie gedaan.

Dus er was geen reden om de molen van mijn Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ stil te zetten. Ik probeerde deze molen juist een tandje sneller te laten draaien. Dit lukte door meer vrijwilligers te vinden die de teksten van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ wilden nakijken en corrigeren.

De teksten werden vier keer nagekeken. Wat door de eerste controle was nagekeken, werd door de tweede controle verbeterd en de tweede controle door de derde controle.
De laatste controle geschiedde door twee vrijwilligers van de jonge generatie van de leeftijd tussen 20 en 30 jaar. Met de laatste controle wilde ik graag weten of deze vertaling voor de jonge generatie leesbaar was.
Voor de mensen die deze vertellingen in de ouderwetse stijl willen lezen, is er keuze genoeg.

Zodoende draaide de molen van de vertaling van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’, regelmatig en met een vlotte snelheid.

Rond 2010 bedacht ik dat, wanneer deze editie ooit gepubliceerd wordt, het niet erg zou zijn als die voorzien zou worden van illustraties.

Er meldde zich een aantal vrijwilligers die de verhalen van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ wilden illustreren.
Echter, deze wens wordt niet verwezenlijkt, omdat die vrijwilligers ophielden met het maken van illustraties. Derhalve wordt de editie op papier van deze vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ gepubliceerd zonder illustraties. Maar goed nieuws, mevrouw Hesther de Jong-Nijland heeft mij toestemming gegeven om een aantal van haar illustraties te gebruiken voor de omslag.

De digitale versie van deze ‘Vertellingen van 1001-Nacht’ zal op internet verschijnen, voorzien van de mogelijkheid voor het toevoegen van illustraties en tekeningen. Bij de digitale versie zal ik alle illustraties die door de vrijwilligers zijn gemaakt publiceren.

Bij de digitale versie zal een mogelijkheid bestaan voor het voorstellen van correcties, het maken van opmerkingen en/of het doen van voorstellen.

Ik heb een ‘Bij wijze van nawoord’ samengesteld dat informatie en kennis bevat over en omtrent ‘De vertellingen van 1001-Nacht’. Omdat dit het karakter heeft van een inleiding voor een scriptie, heb ik dit opgenomen aan het eind van het boek. Dit is bestemd voor degenen die meer over ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ willen weten.

Tot slot
- Voor deze Nederlandse vertaling van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ zijn de Arabische editie Boulaq Egypte (1863 in vier delen) en de Perzische vertaling daarvan gebruikt.
- In deze editie zijn een aantal nachten zoek. Echter, deze nachten zijn eigenlijk korte nachten die opgenomen zijn in de nachten daarvoor of daarna. In sommige edities heeft men dit gebrek door een eigen verdeling opgelost en er netjes 1001 nachten van gemaakt.
Om de authentieke vorm van het boek te behouden, is besloten om in deze Nederlandse vertaling de gemiste nachten slechts als voetnoot te vermelden.
- De Nederlandse vertaling vanuit de Franse vertaling van dezelfde Arabische editie, te weten: J.C. Mardus, waarvoor Anton Pieck illustraties heeft verzorgd, is rijkelijk geraadpleegd.
Tevens zijn de ander vier belangrijkste Arabische edities geraadpleegd:
Calcutta-editie (in vier delen uit 1839 - 1842),
Breslau (ofwel Wroclaw)-editie (in twaalf delen uit 1835 - 1843),
Caïro-editie (uit 1835)
en Beiroet-editie (uit 1912)
- De oorspronkelijke Arabische en Perzische teksten op rijm zijn in deze Nederlandse vertaling ook op rijm gezet, ruim 10.600 regels.
- Voor het gebruiksgemak zijn in deze uitgave zowel de verhalen als de nachten opgenomen in de inhoudsopgave met vermelding van de pagina’s.
Bovenaan alle pagina’s zijn ook de namen van de verhalen en de nummers van de nachten weergegeven.
- In deze editie is getracht om onderaan de pagina’s geen voetnoten te plaatsen. Echter, er zijn wel enkele voetnoten aanwezig. De namen van recepten, voorwerpen, plaatsen, personen en dergelijke, die een uitleg vereisen, worden in de tekst verduidelijkt. Bijvoorbeeld bij het woord ‘helwa’ is vermeld: zoetigheid helwa.

Zonder enige vorm van bescheidenheid zegt ondergetekende dat alle voorkomende gebreken en manco’s in de vertaling voor rekening van ondergetekende komen.

Dit ‘bij wijze van voorwoord’ wordt afgesloten met een nobele dank aan allen die gedurende 25 jaar aan de vertaling van deze editie van ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt, van wie de namen dit boek vereren.

Drachten, november 2017,
dr. Ali Soleimani
 


De namen van de vrijwilligers die aan de vertaling van de ‘De vertellingen van 1001-Nacht’ hebben meegewerkt op volgorde van hun entree bij het project:

01. Mevrouw Alie Terpstra - Otten, 01-01-1990
02. Mevrouw Mieke van der Zee - Versteeg, 01-01-1995
03. Wijlen heer Jelle van der Zee, 01-01-1995
04. De heer Jens de Jong, 29-09-1998
05. Mevrouw Reina van der Meer, 12-07-2000
06. Wijlen mevrouw Annetje Bakker, 18-06-2001
07. Mevrouw Grytsje van der Velde, 25-11-2002
08. Mevrouw Gepke van der Meer, 22-06-2004
09. De heer Rogier Federico van Dijk, 19-10-2005
10. Mevrouw Janny Visser, 19-04-2006
11. Mevrouw Marianne Romijn - Ottink, 29-06-2006
12. Mevrouw Pytsje Hulzinga, 21-12-2006
13. De heer Martin Achterhof, 04-07-2007
14. Mevrouw Imke Rozema, 17-09-2007
15. Mevrouw H. Hoekstra (Riekje), 01-10-2008
16. De heer Otto Leeverink, 07-09-2009
17. Wijlen Mevrouw Griet Feenstra, 18-09-2009
18. Mevrouw Tineke Mulder, 01-03-2010
19. Mevrouw Geeske Brederveld, 14-09-2010
20. Mevrouw F. Khademian Ravandi (Wafa), 15-12-2010
21. Mevrouw Ammy Lautenbach, 15-02-2011
22. Mevrouw Inge Roukema - Miedema, 19-05-2011
23. De heer Henne Regnerus, 20-05-2011
24. De heer Johan Homan, 12-04-2012
25. Mevrouw Tjitske Taekema, 04-09-2012
26. Mevrouw Ellen Graafland, 22-11-2012
27. Mevrouw Hilda Komdeur, 08-03-2012
28. De heer Eke Bergsma, 29-08-2012
29. Mevrouw Claudia Hageman-Cullens, 6-01-2013
30. De heer Bartele van Huizen, 25-01-2013
31. Mevrouw Marike Buitendijk, 25-11-2013
32. Mevrouw Hesther de Jong-Nijland, 10-02-2014
33. De heer Otto Gjalt Wijma, 28-06-2014
34. De heer Wiebe Mulder, 29-10-2014
35. Mevrouw Martha de Boer, 15-01-2015
36. Mevrouw Maysaa Rasho, 22-04-2015
37. Mevrouw Piety de Vries, 03-07-2015
38. De heer Auko Docter, 23-09-2015
39. De heer Sven de Haan, 07-11-2015
40. De heer Patrick Veenstra, 14-12-2015


پیشگفتار
به نام خداوند بخشنده و مهربان.
ستایش خدا را، پروردگار جهانیان، نماز و صلح بر سرور رسولان، استاد ما، محمد، که صلوات و درود، تا بینهایت، بر او، خاندان او و همراهان او باد!
اما بعد، پوشیده نماناد که حکیمان را رسم و آیین چنین است که گاهی برسم افسانه سخن گویند و گاهی از زبان دد و دام حدیث کنند و مقصود از آن همه، پند گفتن و حکمت آموختن است. ولی (ایشان) این حیلت بکار برند که عامهء طباع را بگفتهء ایشان رغبت افتد و به رأی افسانه بخوانند و بآسانی یاد گیرند. پس از آن در او تأمل کرده، بذخایر نفیس حکمت و گنجهای شایگان تجربت دست یابند. چنانچه قدوة الادبا و زبدةالحکما مولف هزار و یکشب نیز بدین نمط سخن رانده و عجایبی چند از احوال پیشینیان و غرایبی چند بعنوان افسانه از زبان جانوران یاد کرده و لطایف نیکو ایراد نموده ...

Inleiding

In de naam van God, de Barmhartige, de Genadige!
Dank aan God, de Meester van het heelal! Wij bidden voor de profeet Mohammed en waarderen zijn werken en zijn gemeente!
De hedendaagse mensen kunnen veel leren van oude legenden: het leven van de mens in alle tijden heeft dezelfde zin. Bij het lezen van oude verhalen ziet men, dat de mens uit het verleden met hetzelfde feest bezig was als waarmee de mens nu bezig is. Hij ervaart dat zijn fantasiewereld niet ver afstaat van de fantasiewereld van de mensen uit oude tijden. De hedendaagse mens gaat daarom die mensen en ook hun handel en wandel waarderen.
Zijn waardering gaat ook uit naar degenen die de oude verhalen hebben verzameld, bewaard en aan de volgende generaties hebben doorgegeven.
Eén van de beroemdste verhalen uit de oude tijden is “De vertelling van Duizend-en-één-nacht”. Veel spreekwoorden en gezegden uit de hele wereld hebben hun bestaan te danken aan deze bijzondere vertellingen.

المقدمة
بسم الله الرحمن الرحيم
الحمد لله رب العالمين والصلاة والسلام على سيد المرسلين سيدنا محمد وعلى آله وصحبه صلاة وسلاما دائمين متلازمين الى يوم الدين ( وبعد) فان سير الاولين صارت عبرة للاخرين لكي يرى الانسان العبر التي حصلت لغيره فيعتبر، ويطالع حديث الامم السالفة وما جرى لهم فينزجر ، فسبحان من جعل حديث الاولين عبرة لقوم آخرين فمن تلك العبر الحكايات التي تسمى (الف ليلة وليلة ) وما فيها من الغرائب والامثال.
 


Geschiedenis van koning Sjahriar en zijn broer, koning Sjahzaman

 Er wordt verteld:

 God is de Alwetende, de meest Wijze, de Almachtige en de Genadige.

 Er was eens in oude tijden een koning van de Sasaniden-dynastie. Hij regeerde over Hindoestan en China en had een groot leger en veel dienaren. De koning had twee zonen, twee dappere ruiters. De oudere broer was een betere ruiter dan de jongere.

De oudere broer regeerde twintig jaar over de landen en was rechtvaardig. Daarom hield het volk van hem. Zijn naam was koning Sjahriar. De jongere broer heette koning Sjahzaman en hij was twintig jaar de rechtvaardige koning van Samarkand, ofwel het land van de niet-Arabieren. Zij waren echter niet meer tevreden over hoe het met hun leven ging. De oudere broer miste zijn jongere broer. Daarom stuurde hij zijn minister om zijn jongere broer op te halen. De minister vertrok en met de genade van God kwam hij veilig op zijn bestemming aan. Hij kwam binnen bij koning Sjahzaman, groette hem en deelde hem mee, dat zijn broer, koning Sjahriar, vurig naar hem verlangde. Hij zei dat hij deze reis had gemaakt om hem uit te nodigen zijn broer te gaan opzoeken. Koning Sjahzaman zei: “Ik ga bij mijn broer op bezoek,” en hierop beval hij tenten, kamelen, muilezels, dienaren en alle andere metgezellen gereed te maken voor de reis. Als laatste handeling benoemde hij zijn minister als plaatsvervanger en hij vertrok. 

***

 Onderweg schoot hem te binnen dat hij iets uit zijn paleis was vergeten mee te nemen. Hij keerde terug en ging zijn paleis binnen. Daar vond hij zijn vrouw uitgestrekt op haar bed, omhelsd door een zwarte slaaf. Bij deze aanblik verduisterde zijn gezicht. Hij dacht bij zichzelf: ‘Als dit gebeurt, terwijl ik nauwelijks mijn stad verlaten heb, wat zal dan het gedrag van mijn vrouw zijn als ik een langere tijd weg ben?’ Hierop greep hij zijn zwaard en doodde de vrouw en de zwarte man, terwijl ze nog op bed lagen. Vervolgens keerde hij zich om en zette samen met zijn metgezellen de reis naar zijn broer voort. Na een etmaal reizen kwam hij in de stad van zijn broer aan.

Zijn broer Sjahriar verheugde zich zeer op het bezoek, reed hem tegemoet en groette hem.

De hele stad werd versierd en de broers gingen met elkaar in gesprek.

Koning Sjahzaman kon echter de ontrouw van zijn vrouw niet vergeten. Een wolk van verdriet was over zijn gezicht getrokken, hij was ziek van verdriet.

Koning Sjahriar dacht dat zijn jongere broer heimwee had naar zijn eigen hof. Daarom vroeg hij hem verder niets meer en liet hem met rust.

Op zekere dag sprak koning Sjahriar tot zijn broer: “Ach mijn broer, ik weet niet wat er met je aan de hand is, maar je ziet er slecht uit en je wordt steeds magerder.” Koning Sjahzaman antwoordde: “Ik ben verdrietig,” maar hij vertelde niet waarom. Koning Sjahriar zei tegen hem: “We gaan op jacht, misschien kun je dan je verdriet even vergeten.” Koning Sjahzaman wilde echter niet mee en dus ging koning Sjahriar alleen op jacht. 

***

 De ramen van het paleis van de koning gaven uitzicht op een fraaie tuin. Terwijl koning Sjahzaman naar buiten stond te kijken, ging de paleisdeur open en kwamen er twintig slavinnen en twintig slaven tevoorschijn. De beeldschone vrouw van zijn broer bevond zich ook onder hen. Bij een vijver aangekomen, deden ze allemaal hun kleren uit en liepen door elkaar. Plotseling riep de vrouw van koning Sjahriar: “Hallo Masoed, kom hier Masoed!”

Er liep een stevige zwarte slaaf naar haar toe. Hij omhelsde haar, zij omhelsde hem.

De slaaf legde haar op de grond en begon met haar te vrijen. Op dit teken deden alle slaven hetzelfde met de andere vrouwen; dit ging zo de hele nacht door.

Toen de broer van de koning dit zag, sprak hij tot zichzelf: “Lieve God, de ellende van mijn broer is nog veel groter dan die van mij!” Hierop voelde hij dat zijn verdriet minder werd, hij voelde zich enigszins opgelucht en kon weer eten en drinken.

Ondertussen kwam koning Sjahriar terug van de jacht en ze groetten elkaar. Het viel koning Sjahriar op dat zijn broer weer vrolijk was. Sjahzaman zag er gezonder uit en na lange tijd liet hij zich het eten weer goed smaken. Hij sprak verbaasd tot zijn broer: “Je ziet er zo gezond uit, je bent vrolijk en je eet ook weer goed. Wat is er gebeurd, dat jij je weer beter voelt?”

Koning Sjahzaman antwoordde: “Ik zal je vertellen waarom ik me zo ongelukkig voelde, maar vraag me niet waarom ik nu weer zo vrolijk ben!” Hierop zei koning Sjahriar: “Vertel me dan eerst maar waarom jij je zo verdrietig voelde, er slecht uitzag en niet goed at!”

De jongere broer sprak: “Ach broer, toen jouw minister bij me kwam en zei dat je mij zo graag weer wilde zien, wilde ik graag naar je toekomen. Ik bereidde me voor op mijn vertrek en verliet de stad, maar ik kwam er achter dat ik iets vergeten was: een kleinood dat ik je bij aankomst heb gegeven. Daarom ging ik terug en toen trof ik mijn vrouw met een zwarte slaaf in bed aan. Ik doodde hen allebei en ging daarna naar jouw paleis. Ik kon echter niet vergeten wat ik gezien had. Dat was dus de reden waarom ik zo neerslachtig was. Maar vraag mij alsjeblieft niet wat de reden is dat ik me nu weer goed voel!” Op aandringen van koning Sjahriar vertelde koning Sjahzaman hem toch wat hij had gezien. Nadat koning Sjahriar hoorde wat zijn broer hem vertelde, sprak hij: “Ik geloof je wel, maar ik moet het met mijn eigen ogen zien!” Koning Sjahzaman zei tegen zijn oudere broer: “Vertel iedereen in het paleis dat je weer op jacht gaat, maar verstop je dan in mijn kamer, zodat je zelf kunt zien wat er allemaal gebeurt.” Nog hetzelfde uur liet koning Sjahriar weten dat hij weer vertrok. Hierop werd meteen door de omroeper het vertrek van de koning bekendgemaakt.

Koning Sjahriar vertrok samen met zijn soldaten en nam intrek in één van de tenten. Hij beval zijn slaven: “Niemand mag mijn tent binnenkomen!” Vervolgens vermomde hij zich en keerde stiekem terug naar het paleis, waar zijn broer op hem wachtte. Hier aangekomen, ging hij bij het raam staan. Er was nog geen uur voorbij of zijn vrouw kwam naar buiten, omringd door slaven en slavinnen. Er gebeurde precies wat koning Sjahzaman hem had verteld. Dit ging de hele dag door tot de avond. Nadat koning Sjahriar dit allemaal had gezien, werd hij razend, bijna gek. Hij zei tegen zijn broer: “Laten we gaan en zien wat er op ons pad komt. Wij hebben nu niets meer te maken met het koningschap. Wij moeten gaan uitzoeken of anderen ook zoiets is overkomen!” Zijn broer was het met hem eens. Zodoende vertrokken ze uit het paleis via een geheime deur. Zij reisden dag en nacht door, totdat ze bij een boom kwamen. Deze boom stond middenin een afgelegen wei, dicht bij de zee. In deze wei lag een zoetwaterbron. Nadat ze hun dorst hier hadden gelest, gingen ze zitten om uit te rusten.

Er was nauwelijks een uur voorbij, toen de zee onrustig werd en er plotseling een zwarte rookkolom uit het water omhoog steeg die zich in de richting van de wei voortbewoog.

Toen de broers dit zagen, werden ze bang en klommen ze zo hoog mogelijk in de boom. Vanuit de boom zagen ze dat de kolom veranderde in een djinn, ofwel een boze geest. Hij was erg groot, zag er sterk uit en droeg een kist op zijn hoofd. De djinn zette zijn voeten op het land en ging naar de boom toe waar de broers in zaten. Hij bleef onder de boom staan, deed het deksel van de kist open en haalde er een grote doos uit. Hij maakte deze open en er kwam een beeldschoon meisje uit de doos! Zoals de dichtregels luiden: 

‘Zij is een fakkel in de duisternis

en is de zon van de dag, gewis!

Zij verschijnt en met haar licht

komt ook de dageraad in zicht.

De zon straalt op onze aardbol

door haar gelaat zo liefdevol.

De maan schijnt fel in haar ogen,

glimlachend, zoet en ingetogen.

Waren haar geheimenissen maar allemaal

onthuld en ontcijferd in mensentaal!

De schepselen aan haar voeten

buigen verrukt in lange stoeten.

En haar zoete stralende blik

leidt tot tranen met een snik!’

 

Toen de djinn deze schone jongedame goed had aangekeken, zei hij tegen haar: “Mag ik van u, vorstin gekleed in zachte zijde, die ik op uw bruiloft heb ontvoerd, even gaan slapen?”

De djinn ging met zijn hoofd op de knieën van het meisje liggen en viel in slaap. Het meisje hief haar hoofd op, keek naar de boomkruin en zag de twee broers die in de boom verborgen zaten. Onmiddellijk tilde zij het hoofd van de djinn van haar knieën, verplaatste het, ging onder de boom staan en wenkte naar hen: “Kom naar beneden en wees niet bang voor deze geest!” De broers antwoordden: “Vraag dit in hemelsnaam niet van ons, het is veel te gevaarlijk!” Zij sprak: “Wees niet bang en kom naar beneden, anders zal ik de geest waarschuwen. Hij kan jullie een vreselijke dood bezorgen.” De broers werden bang en klauterden naar beneden. De vrouw stond op en zei: “Grijp je zwaard en steek mij daarmee, anders maak ik de geest wakker!” Uit angst zei Sjahriar tegen Sjahzaman: “Broer, doe jij maar eerst wat zij ons vraagt!” Hij antwoordde: “Ik denk er niet aan, jij bent de oudste, dus jij moet het goede voorbeeld geven!” Zodra de vrouw merkte dat de broers het elkaar probeerden te laten doen, vroeg zij: “Waarom proberen jullie hier onderuit te komen? Als jullie niet meteen doen wat ik zeg, dan roep ik nu de geest!” De broers waren zo bang voor de geest dat ze toen maar deden wat de vrouw hen vroeg en zij staken haar. Hierop sprak zij: “Jullie hebben het werkelijk goed gedaan!” Zij haalde uit haar zak een kleine beurs te voorschijn en nam daaruit een snoer. Aan dit snoer waren vijfhonderdzeventig zegelringen geregen. Zij vroeg: “Weten jullie wat dit is?” De broers antwoordden: “Nee, dat weten we niet.” De vrouw vertelde: “Deze zegelringen zijn van mensen die angstig waren voor de ongenadige hoorns van de boze geest. Zij hebben deze ringen aan mij gegeven. Jullie moeten ook jullie zegelringen aan mij geven.” Beide broers trokken de ring van hun vinger en gaven deze aan de vrouw. Vervolgens vertelde zij: “Deze geest heeft mij in mijn huwelijksnacht ontvoerd. Daarna stopte hij mij in een doos. De doos werd in een kist met zeven hangsloten gedaan en deze werd op de bodem van de woelige zee gelegd. Hij wist echter niet dat, wanneer een vrouw iets wil, niets haar kan tegenhouden. Zoals de dichtregels luiden: 

‘Vertrouw vooral niet op een vrouw,

neem haar belofte niet serieus, te gauw.

Een goed of slecht humeur van een vrouw

hangt af van hoe zij zich voelt in het nauw!

Royaal pronkt zij met haar liefde, als een pauw,

terwijl zij van gemeenheid vervuld is, niet flauw.

Let toch op wat Josef zei in het gevangenisgebouw:

‘Satan liet Adam verjagen door schuld van een vrouw!’

Dit is maar onzin, in het donker zijn alle katjes grauw,

het slaat nergens op, want iedere rijkaard of rabauw,

komt totaal doof en blindelings in liefdes klauw.

Daarom, zeg niet: ‘Als ik verliefd ben, mevrouw,

zal ik geen dwaasheid begaan, zo gauw!

Ook nooit: ‘De wijsheid is maar flauw!’

De waarheid is een wonder voor jou:

Een man redt zich niet zonder rouw

uit de verleiding van een vrouw.’ 

De broers waren erg verbaasd over deze woorden en zeiden tegen elkaar: “In vergelijking met de ellende die deze geest, ondanks zijn grote macht, is overkomen, is wat wij hebben meegemaakt een avontuur.” Hierop namen Sjahriar en Sjahzaman afscheid van de jonge vrouw en keerden terug naar hun stad. Nadat koning Sjahriar zijn paleis binnentrad, liet hij zijn echtgenote, haar slaven en slavinnen doden. Daarna zei hij tegen zijn minister dat hij hem elke nacht een jonge maagd moest brengen. Dit gebeurde iedere nacht en na elke nacht doodde koning Sjahriar het meisje bij zonsopgang. Zo ging het drie jaar door, tot grote ontzetting en verdriet van zijn onderdanen. Ze vluchtten met hun nog overgebleven dochters de stad uit. Zoals gewoonlijk zocht de minister op bevel van zijn koning naar een jonge maagd om haar naar de slaapkamer van de koning te brengen, maar hij kon geen enkel meisje meer vinden. Hij keerde daarom zeer bedroefd en teleurgesteld van zijn zoektocht terug. Hij was bang voor de reactie van koning Sjahriar. De minister had zelf twee beeldschone dochters: Sjahrzad was de oudste en Donyazad de jongste. Sjahrzad had veel boeken, annalen, legenden over oude koningen en de geschiedenis van de vroegere volkeren gelezen. Mensen luisterden graag naar de verhalen die zij hen vertelde.

Toen zij zag dat haar vader zo wanhopig ijsbeerde, vroeg zij: “Waarom bent u zo verdrietig? Het lijkt wel of u een grote last op uw schouders draagt.” De vader vertelde dat hij geen maagd had kunnen vinden voor de koning. Hij gaf aan dat hij bang was voor wat hem te wachten stond. Daarop zei Sjahrzad: “Vader, laat mij met de koning trouwen. Of ik blijf op de dag na mijn huwelijksnacht in leven en betaal met dit risico de losprijs voor alle moslimmeisjes, óf mij wacht hetzelfde lot als die honderden andere meisjes. Als het mij lukt om gezond en wel de bruidskamer uit te stappen, dan zal ons volk in vrede leven!” Toen de vader dit hoorde, antwoordde hij: “Bij God, ik zal jou nooit en te nimmer aan dit gevaar blootstellen.” Sjahrzad sprak echter: “Vader, neemt u mij niet kwalijk, ik moet dit beslist doen!” De vader waarschuwde haar: “Pas op en denk aan wat de ezel en de stier overkwam met de werkbaas. Luister maar: 

Fabel van de ezel, de stier en de werkbaas 

‘Er was eens een koopman die heel erg rijk was. Hij was getrouwd en had kinderen. God had hem ook kennis van de taal van de dieren gegeven. Hij kon zo alle vee en gevogelte verstaan en met hen praten. De koopman woonde op een vruchtbaar stuk land aan de oever van een rivier. In zijn woning bevonden zich ook een stier en een ezel. Op zekere dag kwam de stier op de plek waar de ezel thuishoorde. Hij vond dat deze plek er goed en schoon uitzag. De voerbak was gevuld met gerst. De ezel lag lekker in het stro te luieren. Als de baas op deze ezel reed, was dat alleen maar voor een kort ritje. Het dier kon daarna weer uitrusten.

Op een dag hoorde de koopman de ezel tegen de stier zeggen: “Als je weer naar buiten wordt gehaald en men legt het juk op jouw nek, gooi het dan op de grond en ga er bij liggen. Als je wordt geslagen, ga niet meer onder het juk staan. Als dit je toch overkomt, ga dan snel voor de tweede keer liggen. Als je naar de stal wordt teruggebracht en het voer wordt voor je neergezet, eet er dan niet van, maar doe net of je ziek bent. Zo moet je je best doen om een dag of twee, drie, niet te eten en te drinken. Op die manier kun je eens goed uitrusten.”

Toen de veeherder in de buurt van de stier kwam om hem zijn voer te geven, merkte hij dat het dier weinig at. ‘s Morgens op weg naar het werk, vond hij dat de stier er ziekelijk uitzag. Hij meldde dit aan de koopman. De koopman sprak tot de veeherder: “Neem de ezel en laat hem, in plaats van de stier, de hele dag werken.” De herder ging terug, nam de ezel mee in plaats van de stier en liet hem de hele dag werken.

Toen de ezel op het eind van de dag naar de stal terugkeerde, bedankte de stier hem voor zijn goede raad, waardoor hij die dag had kunnen uitrusten.

Maar de ezel zei geen stom woord. Hij had er heel veel spijt van dat hij dit met de stier afgesproken had. De volgende dag kwam de zaaier, nam de ezel mee en liet hem de hele dag hard werken. De ezel keerde pas terug nadat hij uitgeput was. Toen de stier de ezel zo uitgeput thuis zag komen, begon hij hem weer uitbundig te bedanken. De ezel merkte op: “Voorheen had ik een lekker lui leventje, maar nadat ik mij voor jouw karretje liet spannen, is mijn leven helemaal veranderd. Ik moet nu hard werken! Toch wil ik jou vertellen wat ik vandaag onze baas hoorde zeggen. Hij zei: ‘Als de stier niet meer opstaat, moet ik hem naar de slager brengen. Hij moet van de huid van de stier een kleed maken voor op de tafel.’ Ik ben bang dat dit niet goed voor jou afloopt, maar ik wens je hoe dan ook een beter einde toe.”

Bij het horen van deze woorden, bedankte de stier de ezel en zei: “Morgen zal ik uit eigen beweging meegaan om mijn werk weer te doen!” Daarna at de stier al zijn voer op en likte zelfs zijn voerbak nog uit. De ezel en de stier wisten niet dat hun baas dit gesprek hoorde. De volgende dag ging de koopman samen met zijn vrouw naar het verblijf van de stier en de ezel. Daar gingen ze zitten.

Toen de veeherder kwam om de stier mee te nemen en het dier zijn baas zag, begon het met zijn staart te zwaaien en bokkensprongen te maken. De koopman moest daar erg om lachen.

Toen zijn vrouw vroeg waarom hij zo moest lachen, antwoordde hij: “Om iets wat ik gezien en gehoord heb en wat ik niet kan vertellen. Ik ben bang dat ik doodga als ik het vertel.”

Zijn vrouw ging maar door met zeuren en mopperen, net zo lang tot hij beloofde haar het geheim te vertellen. Daarna riep hij zijn kinderen bij zich. Ook vroeg hij de rechter en een aantal getuigen om te komen, want hij wilde zijn testament maken voordat hij het geheim aan zijn vrouw zou vertellen en zou sterven. Hij hield erg veel van zijn vrouw, ze waren al honderdtwintig jaar samen. Ook liet hij de familie van zijn vrouw en alle bewoners van de buurt halen. Hij vertelde hen zijn levensverhaal en dat hij na het openbaren van zijn geheim zou sterven. Daarop riepen alle aanwezigen in koor tot zijn vrouw: “Vraag in vredesnaam niet verder, anders sterft uw man!” Maar de vrouw antwoordde hen: “Ik laat hem pas met rust als hij mij zijn geheim vertelt, al zal hij daardoor sterven.” Hierna hielden de aanwezigen op haar verder toe te spreken. De koopman stond op en liep in de richting van de stal de tuin in. Hij wilde zich daar eerst ritueel wassen, voordat hij zijn geheim ging openbaren en zou sterven.

De koopman hoorde toen hoe zijn hond de haan uitschold: “Je moet je schamen dat je vrolijk bent, terwijl onze baas gaat sterven!” De forse haan, die vijftig kippen in zijn hok had, antwoordde: “Waarom dan?” De hond vertelde wat er aan de hand was en in welke gevaarlijke toestand hun baas verkeerde. De haan sprak: “Bij God, onze baas heeft niet al te veel verstand. Ik heb hier vijftig vrouwen en weet mij eruit te redden door de ene te bevredigen en op de andere te mopperen. Hij heeft maar één vrouw en weet niet eens hoe hij haar de baas moet zijn! Het is een eenvoudige zaak, hoor, als je het maar weet. Hij moet een paar flinke twijgen van de moerbeiboom afsnijden. Dan moet hij haar daarmee afranselen, totdat zij sterft of tot inkeer komt. Zo zal zij het wel uit haar hoofd laten om weer over zoiets te zeuren.” Zodra de koopman hoorde wat zijn haan tegen de hond zei, besloot ook hij zijn vrouw af te ranselen.’ Hier brak de minister zijn verhaal af en sprak tot zijn dochter Sjahrzad: “Het is mogelijk, dat de koning met je doet, wat de koopman gedaan heeft met zijn vrouw.” Sjahrzad antwoordde: “En wat deed de koopman dan?” De minister ging verder: ‘Voordat de koopman terugging naar de aanwezigen, sneed hij een paar moerbeitwijgen af, ging naar de kamer van zijn vrouw en verstopte de takken. Toen riep hij tot zijn echtgenote: “Vrouw, ik ben in jouw kamer, kom hier, ik wil mijn geheim hier alléén aan jou vertellen en daarna zal ik sterven!” De vrouw ging naar haar man in haar kamer. De koopman sloot de deur, pakte de twijgen en sloeg haar zo erg dat de vrouw bijna flauw viel. Zij riep: “Ik heb berouw! Ik heb berouw!” Ze kuste de handen en voeten van haar man en toonde hiermee haar oprechte berouw. Daarna gingen ze samen naar buiten. Alle aanwezigen waren blij dat het zo goed was afgelopen.’

Zodra de minister klaar was met zijn verhaal, sprak zijn dochter Sjahrzad: “Vader, ik wil toch graag dat u doet wat ik u vraag!” Zonder nog langer aan te dringen, liet de minister de uitzet van zijn dochter Sjahrzad gereedmaken. Daarna ging hij naar koning Sjahriar om aan hem te vertellen dat zijn dochter als bruid van de koning naar zijn paleis zou komen. Ondertussen zei Sjahrzad tegen haar jongere zus: “Ik zal, wanneer ik bij de koning ben, hem zeggen dat ik vóór zonsopgang afscheid van jou wil nemen. Ik zal hem vragen om jou naar het paleis te laten komen. Wanneer je bij me komt, moet je, in aanwezigheid van de koning, tegen me zeggen: “Ach zus, vertel mij voor het laatst nog een paar wonderbaarlijke verhalen, waarmee wij de nacht zullen doorbrengen tot zonsopgang!” Dan zal ik je verhalen vertellen die, als God het wil, zullen leiden tot de bevrijding van alle moslimmeisjes. Zodoende zullen zij aan hun verschrikkelijke lot ontkomen!” Hierna haalde de minister zijn dochter en nam haar mee naar de koning. De koning was gelukkig en sprak tot de ongelukkige vader: “Weet zij wat ze moet doen?” De minister antwoordde eerbiedig: “Ja, majesteit!”

Toen de koning het meisje wilde meenemen, begon zij te huilen. De koning vroeg haar: “Waarom huil je?” Zij antwoordde: “Majesteit, ik heb een zusje van wie ik nog geen afscheid heb genomen.” De koning liet meteen het zusje halen. Zodra het meisje kwam, wierp zij zich in de armen van Sjahrzad.

Hierna gingen de koning en Sjahrzad naar hun huwelijkskamer. Tegen middernacht kwamen de koning en zijn vrouw terug bij de hovelingen. Toen sprak Donyazad tot haar zus Sjahrzad: “Ach zus, zou je ons voor het laatst een verhaal willen vertellen waarmee wij de nacht zullen doorbrengen tot zonsopgang?” Sjahrzad antwoordde haar: “Dat is goed, mits de koning het mij toestaat!” De koning stemde hiermee in, want hij was nog niet erg slaperig en wilde het verhaal van Sjahrzad ook horen.

 

Vervolg deel 1

nacht 1 t/m 100