100jaar

Hommage aan de honderdste geboortedag van Sadegh Hedayat!

17 februari 1903, Teheran, Iran - 8 april 1951, Parijs, Frankrijk


 

Sadegh Hedayat

HEER

HADZJI

 

 

 

 

Vertaalwerk: Dr. Ali Soleimani

 

UITGEVER:

HET TALENHUIS

DRACHTEN - NEDERLAND


Om uw boeken te bestellen, klik a.u.b. op het onderstaande beeld om uw bestelling te plaatsen via een e-mail op info@talenhuis.com:

 

 

Oorspronkelijke titel:

Hadzji Aqa

Nederlandse vertaling uit het Perzisch (Farsi) en nawoord:

Dr. Ali Soleimani

De afbeelding op de omslag is een kopie van de waarschijnlijke omslag van de eerste druk.

De foto van Sadegh Hedayat op pagina 5 en de afbeelding op pagina 9 zijn kopieën uit de zevende druk.

De foto van het graf van Sadegh Hedayat op pagina 144 is genomen door Het Talenhuis.

De afbeelding van de plattegrond van de begraafplaats Le Père Lachaise op pagina 145 is een kopie van een plattegrond, uitgegeven door Editions Vermet Paris.

Druk- en bindwerk:

Van Gorcum, Assen - Nederland

ISBN: 90-801363- 9-5

EERSTE DRUK: 17 februari 2003

Uitgever:

HET TALENHUIS

01062831 KvK. Leeuwarden 10-10-1991

JANSONIUSPLEIN 19

9203 NH DRACHTEN

Tel.:(+31) 0512 - 540560

Internet: www.talenhuis.com

E-mail: info@talenhuis.com

 


 

Sadegh Hedayat 1903 - 1951

 

 

INHOUDSOPGAVE:

Heer Hadzji 5

Nawoord 161

Een korte levensbeschrijving van Sadegh Hedayat 163

Verklaring van woorden 169

 


 

 

HEER

HADZJI

 

 

Dus,

moge dit gezegend zijn

zoals de glorie van de vogel des geluks!

 

Toen Hadzji Aqa, oftewel heer Hadzji, met zijn wandelstok zijn dagelijkse rondje om het voorplein van zijn huis had gemaakt en met zijn scherpe ogen alles had geïnspecteerd en ingeschat, deelde hij enkele orders en bevelen uit, gaf berispingen aan zijn gezinsleden en pakte zijn dunne ka-meelharen open kaftan. Hij kuierde door de lange, donkere gang naar het voorportaal en zette zich op zijn matrasje te-genover diezelfde lange, donkere gang.

Hij kuchte en sloeg zijn kleed over zijn knieën, waarbij ook zijn dikke, behaarde enkels, die zichtbaar waren vanonder zijn afzichtelijke pyjamabroek en smoezelige sloffen, aan het oog werden onttrokken. Hoewel de vloer van het voorpor-taal was geveegd en gedweild, overheerste de stank, want de buren hadden hun waterreservoir schoongemaakt en de smerige drab op straat gegooid.

Heer Hadzji leunde op zijn wandelstok en tierde met een rauw stemgeluid: "Morad! Hee Morad? ..."

Hij had zijn woorden nog niet uitgesproken of een uitge- mergelde oude man in versleten katoenen kleding, kwam haastig te voorschijn. Neigend met de handen voor zijn borst, antwoordde hij: "Ja heer!"

"Waar had je je nu weer verstopt? Het is bijna middag! Doe die deur dicht. De stank van die drab komt naar binnen."

Morad sloot de deur en sprak op onderdanige toon: "Heer, mevrouw Zobedeh heeft hoofdpijn en ik moest een ons kan-dij voor haar gaan kopen."

"Patjepeeër, wie heeft jou toestemming gegeven om kandij voor haar te kopen? Je bent vijftig jaar in mijn huis en nog weet je niet dat je mij om toestemming moet vragen? Ik kom net bij mevrouw Zobedeh vandaan en ze was er beter aan toe dan ooit. Waarom heeft ze mij niet gezegd dat ze hoofd-pijn had? Allemaal vrouwenstreken! Iedereen maakt mis-bruik van mij. Zoveel suiker, suikergoed en kandij als er in dit huis gegeten wordt, je zou denken dat het hier allemaal zeemeerminnen zijn die alleen in leven blijven met zoetig-heid. Kijk eens naar andere huizen! De ene dag een smoesje van hoofdpijn, de andere dag gaat het om een kind, dan weer dit en dan weer dat. Het geld groeit me niet op de rug. Als ze hoofdpijn heeft, moet ze een beetje suikerwater ne-men. Dat vrouwtje altijd met haar zogenaamde hoofdpijn. "

"Maar de suiker was op ..."

"Bemoei je je weer met mijn zaken en val je me weer in de rede! Hoezo was de suiker op? Vanmorgen vroeg heb ik ze hun suikerrantsoen gegeven! Ze willen altijd meer! Als het er nou één of twee waren was het geen probleem, maar acht! En ze kijken elkaar allemaal scheef aan! God behoede ons allen voor Halimeh Chatoen! Zij richt me te gronde. Elke dag moet ik een doktersrecept gaan halen en ze wordt niet beter en ook niet slechter. Niemand weet wat er met haar aan de hand is. Weet je wat het is? Ze heeft gewoon te lang geleefd!"

Hadzji liet zijn ogen rollen in hun kassen en schudde wan-hopig zijn hoofd.

"Als een mens dit stadium bereikt is sterven een genade. Zij is een bron van kopzorgen geworden voor iedereen. Het is mijn noodlot. Van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat werk ik hard en als ik binnenkom moet ik de schoenen van het ene kind opruimen en de pet van het andere of ik moet de ruzies aanhoren tussen vrouwen en bijvrouwen of de klach-ten van Halimeh Chatoen in ontvangst nemen. Dat is mijn rustige oude dag! Je weet beter dan wie dan ook ... hoeveel ik heb betaald voor de studie van Kleine-heer. Ik heb hem naar Europa gestuurd, want hij is de eerste zoon die God mij geschonken heeft na acht dochters en na heel veel bid-den en smeken. Die zou nu mijn zaken hier moeten regelen en je hebt gezien wat hij mij heeft aangedaan. Moge God ons allen behoeden voor verkeerd gezelschap! Hij is nu een leegloper en een patser. Daar ben jij getuige van. Je weet dat ik genoodzaakt was hem te onterven. Hij stortte zich in een leven van gokken en losbandigheid. Ik ben niet zo rijk als de legendarische Croesus! Iedereen heeft het op mijn geld ge-munt. Je weet toch, dat een slecht begin een nog slechter eind brengt. In mijn toestand nu heb ik eigenlijk een ver-zorgster nodig. Mijn conditie gaat met de dag achteruit en door die verdomde breuk zwellen mijn ballen ook met de dag meer op. Ik ben toch beklagenswaardig! Vanmorgen toen ik mijn haar kamde haalde ik een handvol haar uit mijn kam"

Morad keek stiekem naar de kale kop van Hadzji. Eigenlijk luisterde hij helemaal niet naar Hadzji. Hij was gewend de godganse dag het geklaag van Hadzji aan te horen. Hij be-woog zich onrustig van het ene been op het andere als ie-mand die nodig moet urineren en wachtte gelaten tot Ha-dzji de aanval op hem zou inzetten. Maar Hadzji was van-daag goed geluimd en speelde met Morad als een kat met een muis. Hij ging, zoals altijd, van het ene onderwerp over op het andere.

...


SLOTWOORD

Laten we dit slotwoord met een woord van dank beginnen aan iedereen die een bijdrage heeft geleverd, op welke wijze dan ook, zodat het boek ‘Hadzji Aqa’ in het Nederlands kan worden gelezen. Een vertaalwerk, vooral in onze tijd, is geen geheimzinnig werk, dat één persoon in afzondering verricht. Het is geen eenmanszaak. Het is het werk van een collectief. Dit collectief begint met het eerste vonkje, dat aanzet tot het vertalen van een werk en eindigt met het moment waarop de vertaling op het nachtkastje van de lezer rust. In dit collectief is ieders bijdrage gelijkwaardig, hoewel de omvang verschillend is.

Een vertaling kan altijd anders zijn, anders worden, beter zijn, beter worden en het is geen vastgestelde zaak, die nooit kan of mag veranderen. Hij kan altijd veranderen in de richting van volmaaktheid. Dit is een oneindig proces. Maar, hoe dan ook, een vertaalwerk moet op een gegeven moment, in de handen van de lezer terechtkomen, in plaats van in de handen van de vertaler te blijven, zoals een ongeboren kind dat op een gegeven moment de baarmoeder moet verlaten. Anders zal het de oorzaak zijn van de dood van de moeder en zichzelf.

Een paar mededelingen over dit vertaalwerk:

- Waarom het boek ‘Hadzji Aqa’ is gekozen om in het Nederlands te worden vertaald?

Omdat het boek ‘Hadzji Aqa’ het slachtoffer is van een brute onrechtvaardigheid. In de tijd van Pahlawi - dynastie (± 1920 -1978) stond het namelijk op de zwarte lijst, want het stak de draak met de eerste Pahlawi en het hele systeem. Ook vandaag de dag staat het wederom op de lijst van verboden boeken van het huidige systeem, want ‘Hadzji Aqa’ steekt ook de draak met dit systeem.

- Één van de kenmerken van Hedayat, in tegenstelling tot de grote groep intellectuelen die van een simpel object een moeilijke voorsteling maken, is dat hij van moeilijke objecten een simpel begrip maakt. Dit geldt ook voor de personage van de Heer Hadzji.

- Door het privé-leven van Hedayat, lijkt het misschien dat hij ver van de man van de straat stond. Het tegendeel is echter waar. Hij stond heel dichtbij hem. Zijn pen in ‘Hadzji Aqa’ is daar de beste getuige van. Hij kende de straat en de bazaar als zijn broekzak. Hij ervoer de pijn van de gewone man, terwijl deze daar nauwelijks besef van had.

- Hedayat heeft de namen van zijn personages bewust gekozen. Ze hebben allemaal een betekenis. Bijvoorbeeld de naam Boland-parwaz (= hoogvliegende) voor een kolonel, of Mich-tsjiyan (= spijkerhandelaar) voor een zakenman enzovoort. Hiervan zijn geen vertalingen gemaakt en is geen nadere uitleg gegeven. Dat zou de roman teveel op een woordenboek doen lijken. Voor sommige woorden is er wel een uitleg.

- De namen die met een verbindingsstreepje zijn weergegeven, worden in het Perzisch zonder een streepje geschreven. Hiervoor is gekozen om lange, onleesbare of moeizaam leesbare namen beter te kunnen lezen.

- In het begin en aan het einde van de oorspronkelijke Perzische uitgave, staan teksten in de vorm van oude kalligrafieën, zoals gebruikelijk is bij commentaren op theologische teksten. Deze zijn woord voor woord, met behoud van de oorspronkelijke vorm, in het Nederlands vertaald.

 

Laten we dit slotwoord beëindigen met dank aan iedereen die dit boek leest.

Drachten, dr. Ali Soleimani.

 


 

EEN KORTE LEVENSBESCHRIJVING VAN

SADEGH HEDAYAT

Sadegh Hedayat, zijn leven:

Sadegh was de jongste zoon van Hedayat-Qoli Hedayat

(= Eètezadolmolk, sterfjaar 1904, de zoon van de grote Nayyerolmolk, hij was ongeveer 30 jaar directeur van de hogeschool Darolfonoen in Teheran en minister van Wetenschappen; hij was de zoon van Reza-Qoli Chan, de eerste directeur van Darolfonoen en de auteur van het boek Madzjma Al-Fosaha). In de nacht van 17 februari 1903 werd Sadegh Hedayat in Teheran geboren. Hij behoorde tot één van de invloedrijkste families van Iran, waarmee hij echter al vrij snel brak. De familieleden waren allemaal grootheden. Als hij had gewild, had hij gemakkelijk van zijn positie kunnen profiteren. Hij wilde echter onafhankelijk zijn en zijn leven wijden aan de literatuur, zijn liefde. Evenals zijn broers en zusters werd hij door zijn tantes en ooms grootgebracht. In het jaar 1925 rondde hij zijn studies aan de hogeschool Darolfonoen en de Franse hogeschool Saint Louis in Teheran af. In november 1926 ging hij met een groep andere studenten naar Europa, naar België.

Hij schreef zich in voor bouwkunde, maar hij vertrok al snel naar Frankrijk, waar hij ongeveer vier jaar verbleef.

In een brief d.d. 26 februari 1929 schreef hij aan één van zijn vrienden: " ... Mijn toestand is allerbelabberdst. Momenteel sta ik aan de rand van de afgrond en wacht op wat komen gaat ... Wat betreft mijn financiële situatie: Ik heb geen centime meer. Ik ben een groot bedrag schuldig. Bovendien heeft Teheran mijn nieuwe adres nog niet om me geld te kunnen sturen. Om deze brief te kunnen versturen moet ik weer geld lenen.

... Als je naar de ambassade gaat, breng mijn situatie daar dan ter sprake, want ik spring voor één centime. Zie toch hoe het mij vergaat en dat in deze fase van mijn leven.

... Nu ben ik al dagen bezig om een identiteitsbewijs te verkrijgen. Vandaag ging ik om de noodzakelijke dingen te regelen zoals het maken van een pasfoto enzovoort. Hiervoor had ik 27 frank nodig. Voor die 27 frank ging ik naar de studentendecaan, maar ik kreeg slechts mijn wekelijkse toelage van 50 frank. Ze zeiden dat ik het van dat geld maar moest betalen en dat zij mij zouden betalen, zodra mijn regering erin toestemde. Ik ben drie keer zoveel schuldig aan een paar onbekende studiegenoten. Ik moet mijn schuld eigenlijk nu aflossen. Bovendien heb ik geen geld voor sigaretten. In ieder geval zeiden ze dat het geld voor mijn kleding ook nog niet binnen was. Zij hebben voor andere studenten een jas, twee pakken, twee paar schoenen etc. gekocht. Het geld dat voor mij was toegestuurd, bedroeg slechts duizend frank. Daarvan moesten een pak, een overhemd, twee paar schoenen voor honderd frank, vier overhemden van 25 frank enzovoort gekocht worden, om van mij een pakjesdrager te maken. Ik vond het is beter in plaats van twee paar goedkope schoenen, één paar goede te kopen. Zij hebben mijn aanbod afgewezen. Daarom heb ik het ook niet aangenomen. Ik zei tegen hen: ‘Stuur het geld terug naar de ambassade.’ Ik besloot ook geen identiteitsbewijs te gaan halen. Ik kon het gewoon niet. Ik moet voor sigaretten ook van anderen geld lenen. Als ze me beboeten, kan het mij niets schelen. In ieder geval, zij sollen met mij. Ik weet ook niet wat hun bedoeling is. Wat de studie betreft, ben ik niet slechter dan de rest. Ik ben soms veel beter dan diegenen die zich in de strijd wagen om de bul te halen. Een examen doen is voor mij onmogelijk. De school heeft ook een brief aan de ambassade geschreven, met de mededeling dat deze heren geen examen mogen doen. De omstandigheden zijn slecht, bovendien is de toekomst niet helder. Ik denk dat het verstandiger is, om met de staart tussen de poten terug te keren naar Iran. Laat maar.

... Ik weet niet wat ik eraan moet doen. Het is nu zover gekomen, dat de dagen voorbijgaan en verder niets."

Een paar maanden later in een brief van 10 mei 1929 schreef hij:

"... Mijn zaken verkeren in dezelfde beroerde omstandigheden als destijds."

Hedayat rondde zijn studie niet af. Tijdens het hoogtepunt van het koningschap van Reza Sjah Pahlawi, in het jaar 1930, keerde hij naar Teheran terug.

Zijn familie was het er niet mee eens en wilde dat hij een studie volgde aan een Europese universiteit.

Hedayat verbleef in Teheran en oefende eenvoudige beroepen uit, zoals boekhouder, secretaris en dergelijke.

Tussen zijn eerste reis naar Europa en de laatste, heeft hij onder meer de volgende werken geschapen:

 

Sadegh Hedayat, zijn sterven:

Op 3 december 1950 was zijn geduld op en zijn tijd om. Met een beetje geld dat hij van een uitgever had gekregen in ruil voor het auteursrecht van al zijn boeken en een verlof van de universiteit Teheran, vertrok hij uit Teheran naar Parijs voor een medische behandeling.*

Hij wou niet weer terug naar Iran. Hij hoopte in Parijs de rust van lichaam en geest te krijgen voor het voortzetten van zijn literaire werk. Maar die kreeg hij er niet en hij ondervond vele moeilijkheden. Hierover schreef hij in een brief naar zijn broer Mahmoed Hedayat het volgende:

"... Voorlopig heb ik, met veel gedoe, mijn visum voor Frankrijk laten verlengen. Maar ik ben van plan naar Zwitserland te gaan of naar elders. Er zijn veel bureaucratische problemen voor Iraniërs. ... "

Doch hij ging niet naar Zwitserland, noch ergens anders heen. Op 8 april 1951, in Parijs, in de badkamer van het armzalige pension aan de Boulevard Saint Michel, Rue Champion, beëindigde hij door het openen van de gaskraan zijn leven.

De volgende dag vonden Iraanse studenten, die aan de Parijse hogescholen studeerden, zijn lichaam naast de as van zijn nog niet gepubliceerde werken.

Zij begeleidden zijn kist naar de beroemde begraafplaats LE PÈRE LACHAISE.

Zodoende werd het levensboek van acht en veertig jaar van één van de meest illustere en hoogbegaafde Iraanse kunstenaars gesloten.

De dood van Hedayat was even mooi als zijn leven. Rahmat Moqaddam, die hem net na zijn dood heeft gezien zei:

"Hij had een schone trui met een wit overhemd en een keurige pantalon aan. Zijn gezicht was glad geschoren en zijn haar was gekamd. Men dacht, dat hij naar een feest of een plechtige gelegenheid wou gaan."

Het graf van Hedayat bevindt zich op de LE PÈRE LACHAISE begraafplaats van Parijs, division (perceel) 85, naast een lage buxusheg. Op zijn grafsteen van donker piramidevormig marmer staat een gravure van een blinde uil, symbool van zijn bekendste werk ‘De blinde uil’, zijn naam in het Perzische schrift en in het Latijn: SADEGH HEDAYAT 1903-1951.

Zolang Hedayat leefde, kende niemand hem. Er werden ook geen stukken over hem gepubliceerd. Hij hield er niet van in het middelpunt van de belangstelling te staan. Hij had een hekel aan diegenen die het zonder zijn toestemming over zijn werk hadden. Zijn autobiografie in het kort:

" ... Ten aanzien van alles en nog wat, zijn er in mijn leven geen indrukwekkende punten. In mijn leven zijn geen noemenswaardige dingen gebeurd. Ik heb geen hoge rang en geen goede getuigschriften. Op school was ik geen uitmuntende leerling. Integendeel, ik was altijd een verliezer. Waar ik ook werkte, was ik een naamloze en vergeten ambtenaar. Mijn bazen waren absoluut niet tevreden over mij en als ik ermee stopte vierden zij feest. ... "

Behalve een paar van zijn vrienden die de uitgestotenen van de maatschappij waren, begreep niemand hem.

Maar na zijn dood, werden zijn boeken keer op keer gepubliceerd. In ieder verzamelwerk kreeg zijn werk een behoorlijke plaats. Over zijn leven en zijn biografie werden duizenden artikelen geschreven. Honderden boeken en dissertaties, voor of tegen hem, werden gedrukt. Beroemde schrijvers, die, toen hij nog leefde, vreesden dat hij hun plaats zou innemen of hun mogelijkheden zou beperken, probeerden hem met alle middelen buiten spel te houden. Echter, zij wisten niet, dat het enige waaraan hij niet dacht, naam, faam en rang waren. Maar nu kropen ze uit hun schulp en dompelden zich in de rouw van ‘mijn allerbeste geestverwant’. Want het was nu een eer iets met Sadegh Hedayat te maken te hebben. Deze groep was niet de enige die hem niet begreep, ook zijn weinige vrienden, begrepen hem niet altijd. In feite was het kennen van Sadegh Hedayat zoals hij was, niet gemakkelijk.

"Hij hoorde bij de groep mensen die van top tot teen uitschreeuwen: "Ik heb niets met iemand en niemand moet ook maar iets met mij hebben!"

____________________________________________________

* De diagnose van dr. Taqi Razawi was dat hij een psychose had of iets dergelijks. Een van Sadegh Hedayats bittere grappen was: "Ze hebben mij ook het dwaasheidsgetuigschrift ter hand gesteld!"

 

 


VERKLARING VAN WOORDEN

 

Abbasi:

Een oude munt ter waarde van vier sjahi.

Boeq-ali-sjah:

Gewone man, persoon zonder betekenis, ‘Jan met de Pet’.

Choezestan:

Provincie in Zuid-Iran.

Constitutie, Sattar-chan en Baqer-chan:

Omstreeks 1930 ondertekende Mozaffar-al-din-sjah van de Qadzjariden-dynastie het ‘Communiqué der Constitutie’. Dit gebeurde na jaren van revolutie en onrust. Iran kreeg hiermee zijn eerste grondwet en zijn eerste parlement. Sattar-chan en Baqer-chan waren twee leiders van deze revolutie.

Dzjame-e-Abbasi:

Een belangrijk sjiitisch theologisch boek, geschreven door Baha-al-din Amoli.

 

Dzjandak:

Een oude munt van messing met de waarde van een halve poel.

Ferdowsi:

Abolqasem Ferdowsi (± 938 - 1019, Iran) De allergrootste dichter van de Perzische taal. Zijn wereldberoemde boek Sjah-nameh is te vergelijken met de werken van Homerus.

Ferdowsi is de god van het Perzische woord.

Hadzji Aqa, oftewel heer Hadzji:

Iedere vermogende moslim heeft de religieuze plicht om ten minste één maal in zijn leven op bedevaart (= Hadzj) naar Mekka te gaan. Als hij deze bedevaart heeft volbracht, wordt hij aangesproken met Hadzji. In de volksmond wordt een hadzji geassocieerd met een hebzuchtige persoon die alles doet om nog meer geld te vergaren, zoals Hedayat Hadzji in dit boek heeft neergezet. Men kan Hadzji vergelijken met de ouderwetse Nederlandse herenboer.

Hadzji Mirza Aqassi:

Mirza Aqasi (± 1850 gestorven), eerste minister onder Mohammed-sjah van de Qadzjariden-dynastie, was een Iraanse beroemdheid. Hij is de bron van vele verhalen van Perzische wijsheid.

Heilige Vijftal:

Het Heilig Vijftal zijn de Profeet, zijn dochter Fatima, zijn schoonzoon Ali en zijn twee kleinkinderen Hasan en Hosein.

 

Imam Reza:

De achtste imam bij de sjiieten. Zijn graf ligt in de stad Masj-had, in de provincie Chorasan, in het noordoosten van Iran.

Imamzadeh-Dawoed:

Een dorp vlak bij Teheran, aan de voet van het Alborz-gebergte, genoemd naar een heilige die daar ligt begraven. Het is een bedevaartsoord dat vooral in de zomer veel pelgrims trekt.

Kameelkoepanter:

Het fabeltje gaat, dat toen een Iraniër voor de eerste keer een giraffe zag, hij daar geen naam voor had. Dit dier was in zijn beleving zo lang als een kameel, zo dik als een koe en zijn vlekken leken op die van een panter. Daarom noemde hij hem kameelkoepanter. Wanneer men iets chaotisch, raar of ongewoon vindt, noemt men dat kameelkoepanter.

Karbala:

Heilige stad in Irak. Het graf van de derde sjiitische imam, Hossein, de kleinzoon van de Profeet, bevindt zich in deze stad. Imam Hossein is daar vermoord. Dit is een belangrijke bedevaartplaats voor sjiieten.

La-i-la-ha-ill-Allah:

Er is geen andere God, behalve Allah.

Lorestan:

Provincie in het midden van Iran.

Martelaar-sjah:

Naser-al-din-sjah (± 1830 - 1879) van de Qadzjariden-dynastie, werd in een heilig mausoleum vlakbij Teheran vermoord. Daardoor werd hij tot martelaar verklaard en werd hij bekend als Martelaar-sjah.

Mazandaran:

Provincie in Noord-Iran.

Oliekwestie:

Op twintig maart 1950 vormde het Iraanse parlement een commissie voor de nationalisering van de Iraanse olie. Deze was voornamelijk in Engelse handen. Er ontstond ruzie tussen Iran en Engeland over het eigendomsrecht van de Iraanse olie. De kwestie werd voorgelegd aan het Internationale Hof van Justitie in Den Haag. Dit Hof stelde uiteindelijk Iran in het gelijk. De toespraak in deze kwestie van dr. Mohammad Mosaddeq, de Iraanse premier in Den Haag, is wereldberoemd.

Otor-chan:

Opgeblazen persoon die niets betekent, windbuil.

Pahlawi-kepie:

In de tijd van Reza-sjah Pahlawi (± 1890 - 1940) werden Iraanse mannen verplicht een kepie in plaats van de traditionele tulband te dragen.

Poel:

Het geld. Een stuk goud, zilver, messing of een vergelijkbaar metaal; de basiswaarde van een oude Iraanse munteenheid.

Qadzjar-koffie:

Een kopje koffie met daarin een dodelijk gif, dat door de koningen en gezaghebbers van de Qadzjariden-dynastie (± 1800 - 1920) aan iemand werd geserveerd, die uit de weg moest worden geruimd. Een kopje Qadzjar-koffie krijgen, betekent om politieke redenen de dood tegemoet treden.

 

Qaz:

Een oude munt van messing of een ander metaal van zeer lage waarde, een halve dzjandak.

Qeran:

Ofwel rial, is een munt met de laagste waarde in het huidige Iran.

Qom:

Heilige stad in het midden van Iran, centrum van sjiitische theologie-leer.

Salm-en-Toer:

Twee zonen van de legendarische Iraanse koning Fereedoen. Elke zoon had een enorm leger. Met het leger van Salm-en-Toer bedoelt men een enorme massa.

Seyyed Dzjamal:

Seyed Dzjamal Al-din Asad-abadi (± 1820 - 1870) is een islamitisch denker en geleerde. Op zijn fatwa (Religieuze uitspraak van een oppergeestelijke) werd Nasr-din-sjah van de Qadzjariden-dynastie vermoord. Hij werd daarna verbannen. Uiteindelijk werd hij in Turkije vergiftigd.

Sjah-abdol-azim:

Een voorstad van Teheran, genoemd naar een nakomeling van de Profeet. Deze ligt daar begraven. Het is een bedevaartplaats.

Sjahi:

Een oude munt van messing. Er gaan twintig sjahi in één rial.

Sjahr-e-now:

Letterlijk: Nieuw Stad. Een oude wijk in zuid-west Teheran (± 1920) waar veel boomgaarden stonden. In deze wijk werd het eerste bordeel van Teheran geopend.

Sjah-sultan-Hossein van de Safawiden-dynastie:

De laatste sultan van de Safawiden-dynastie (± 1502 - 1736). Hij was een diepgelovig mens en een onbekwaam heerser. Het verhaal gaat, dat toen de Afghanen Iran veroverden, hij zijn kroon aan de nieuwe heersers schonk met de woorden: "Het was Gods wil, dat ik tot nu toe koning was. Het is Gods wil dat u nu koning bent."

Toeman:

Een bankbiljet of een munt ter waarde van tien rial.

Tsjahardah-maasoem:

Tsjahardah-maassoem betekent veertien heiligen. Zij zijn de Profeet, zijn dochter Fatima en twaalf sjiitische imams.

Zamzam en Kosar:

Zamzam is een heilige waterput in Mekka, ten zuidoosten van de Kaäba. Pelgrims drinken het water uit deze put om te worden gezegend.

Kosar is een waterbron in de Hemel.

Zwarte-steen van Mekka:

Een zwarte steen die op de muur van de Kaäba is bevestigd. Pelgrims raken deze steen aan om te worden gezegend.

 


 

 

Het grafmonument van Sadegh Hedayat op de begraafplaats Le Père Lachaise.


DE PRIJS VOOR ÉÉN EXEMPLAAR,  INCLUSIEF B.T.W.  EN VERZENDKOSTEN IS:  i 17,50* ---------------------------------------------  *Bij bestelling van 2 tot 6 exemplaren 5% korting;  van 6 tot 11 exemplaren 10%korting;                       meer dan 10 exemplaren 15% korting.  

N.B. Bij bestellingen uit België of andere Europese landen word 5% extra portokosten in rekening gebracht!

Deze prijzen zijn geldig tot 01-01-2025.


Om uw boeken te bestellen, klik a.u.b. op het onderstaande beeld om uw bestelling te plaatsen via een e-mail op info@talenhuis.com:


Bij ontvangst van uw bestelling, ontvangt u  ter voldoening een factuur.
Stuur geen geld of cheque mee.                       UW BESTELLING WORDT ZO SNEL MOGELIJK VERWERKT.  

N.B!  Geachte heer / mevrouw!                                    Het kan door omstandigheden voorkomen dat dit formulier ons niet bereikt. Daarom verzoeken wij u vriendelijk om uw bericht nogmaals via een E-mail naar ons: info@talenhuis.com                                                 op te sturen, indien u binnen drie dagen geen reactie van ons hebt ontvangen na het inzenden van uw formulier.


DANK U VOOR UW BELANGSTELLING!

 HET TALENHUIS