Heel lang geleden, woonde in een klein dorp een jongen met zijn moeder. De jongen was kaal en men noemde hem kale Mohammed. Op een dag vroeg Mohammed aan zijn moeder: "Heeft mijn vader geen erfenis voor mij achtergelaten?" De moeder antwoorde: "Dat heeft hij wel. Dat geweer aan de wand is van jou." Kale Mohammed greep het geweer en ging naar buiten om te jagen. Hij liep door het bos, zag een dier en schoot het neer. De helft van het dier was fel verlicht en de andere helft zong een mooi liedje.

Mohammed pakte het dier verbaasd op en mompelde: " Ik neem het mee naar huis."

Thuis gekomen zei hij tegen zijn moeder: "Dit hebben wij vandaag verdiend."

De moeder was blij met het licht, dat het dier uitstraalde en Mohammed was blij met de slaapliedjes, die het dier voor hem zong.

‘S nachts was het huis fel verlicht en overal klonk muziek. De buren klaagden steen en been en gingen naar het paleis van de koning.

De koning stuurde een paar soldaten naar het huis, waar Mohammed woonde, en brachten hem en het dier naar het paleis.

In het paleis zei Mohammed tegen de koning: "Majesteit, dit dier is mijn geschenk voor U."

De koning wilde wat terug doen maar wist niet wat. Hij keek om zich heen en dacht: "Wat moet ik Mohammed geven?" Geld kon hij niet missen en een stuk land evenmin. Toen zag hij zijn minister naast zich zitten en dacht: "Die man is lang genoeg minister geweest. Mohammed kan toch zijn plaats wel innemen." Hij vroeg dus aan de minister: "Wil jij jouw plaats aan Mohammed afstaan?" De minister zei: "Majesteit, vandaag nog niet maar morgen wel." De koning zei toen tegen Mohammed: "Kom morgen maar terug; dan wordt jij mijn minister."

De minister was heel teleurgesteld en ging bedroefd naar huis. Daar legde hij de hoed, een toverhoed, die hij van zijn vader geërfd had en die hij Papa’s hoed noemde, voor zich op tafel en zei: "Lieve Papa’s hoed. Jij weet welke problemen ik heb. Wij moeten voor morgen een oplossing vinden." De hoed antwoordde: "Excellentie, maakt u zich maar niet bezorgd. Luister, ik heb een goede oplossing voor u." De minister zei: "Welke dan?" "U moet morgen vroeg naar de koning gaan," zei en de hoed, "en zeggen dat u vannacht gedroomd hebt, dat er over de bergen een merrie leeft met negenendertig veulens. Als de koning de melk van die merrie drinkt zal hij eeuwig leven en u moet ook zeggen dat u ook gedroomd hebt, dat kale Mohammed de melk van die merrie voor de koning kan ophalen."

Nadat de hoed uitgesproken was ging de minister gerustgesteld naar bed.

De volgende morgen vroeg ging de minister naar het paleis en vertelde de koning wat hij die nacht had gedroomd. Hij zei: "Als Mohammed inderdaad terugkomt met de melk, dan kan hij uw minister worden."

Toen Mohammed bij de koning kwam om minister te worden vertelde de koning Mohammed het verhaal van de melk van de merrie en zei: "Als je mij de melk bezorgd hebt, wordt je mijn minister".

Kale Mohammed ging daarop naar huis om zijn moeder te vertellen, welke opdracht de koning hem gegeven had.

De moeder zei: "Mohammed, dit is een plan, dat bedacht is door de Minister. Hij wil jou dit gevaarlijke werk laten doen omdat hij weet dat veel mensen verongelukt zijn op de weg die door de bergen voert en nooit meer terug zijn gekomen." Mohammed antwoordde: "Ik heb geen keus. Ik moet het bevel van de koning opvolgen."

De moeder dacht even na en zei toen: "Ga maar terug naar de koning en zeg hem, dat je veertig liter wijn, veertig zakken cement en veertig liter water nodig hebt om de opdracht goed te kunnen uitvoeren. Als je alles hebt kom je bij mij terug en dan zal ik je vertellen, waarom dat zo is." Toen Mohammed met de wijn, de cement en het water terug kwam zei de Moeder: "Lieve jongen, straks begin je aan een lange en moeilijke opdracht. Over een paar dagen zal je bij een meer aankomen; daar vlakbij ligt een klein, nu bijna droog beekje, waar de merrie met haar veulens vaak komen drinken. Je moet dan de cement, het water en de wijn in het beekje gooien, alles omroeren en gaan zitten wachten. Na een poos zal de merrie en haar veulens komen om te drinken. Er zit echter onweer in de lucht en de hemel wordt steeds zwarter. De merrie zal bij de beek aan het water ruiken maar ze zal niet drinken. Ze zal blijven rondlopen, nog eens ruiken maar ze zal nog steeds niet drinken. Je moet geduld hebben wat het moment zal komen, dat ze zal drinken. De bek van de merrie zal vast komen te zitten in de cement; dan moet je op haar rug springen en je armen om haar nek slaan. De veulens zullen vluchten maar ze komen weer terug. De merrie zal rustig worden en daarna moet haar met haar veulens meenemen naar ons huis. Dan zullen wij haar hier melken en dan kan je de melk naar de koning brengen."

Toen kale Mohammed met de merrie en de negenendertig veulens thuis kwam wist de koning daar al van. Hij gaf Mohammed opdracht de paarden naar het paleis te brengen. Bij aankomst van Mohammed in het paleis zei de koning tegen de minister: "Nu is de tijd gekomen dat jij moet vertrekken." De minister zei echter: "Ik denk dat Mohammed nu erg moe is; het is beter, dat ik morgen vertrek."

‘s Nachts legde de minister nogmaals Papa’s hoed op de tafel en zei: "Lieve Papa’s hoed, kale Mohammed heeft de melk en alle paarden naar de koning gebracht. Morgen ben ik dus geen minister meer. Wat nu?" Papa’s hoed antwoordde: "Excellentie, maakt u zich maar geen zorgen. Morgen moet u naar de koning gaan en zeggen: Majesteit, vannacht heb ik gedroomd dat kale Mohammed uw oude vijand de Vurige draak, die veel van uw soldaten heeft gedood, onthoofde en de kop van de draak aan uw voeten legde."

Papa’s hoed was nu uitgesproken en de minister ging gerustgesteld slapen.

De volgende morgen stond hij vroeg op en ging naar het paleis van de koning. Hij vertelde wat hij die nacht had gehoord van Papa’s hoed. De koning stuurde een lakei naar Mohammed om hem op te halen. De koning zei tegen Mohammed: "Jij moet mij de kop van de Vurige Draak brengen en als je deze opdracht hebt vervuld, ben jij mijn minister."

Kale Mohammed ging weer naar zijn moeder toe en vertelde, welke opdracht de koning hem nu weer gegeven had. Zijn moeder zei: "Mohammed, ook dit plan is weer bedacht door de minister. Weet je wat je moet doen? De vurige draak leeft tussen de bergen in het dal. Het kost je enkele weken lopen om daar te komen. Als je bij aankomst vanaf de top van de berg ziet, dat de dieren onrustig zijn, betekent dat, dat de vurige draak wakker is. Je moet dan wachten tot hij slaapt. Dan sluip je heel voorzichtig naar beneden en dat schiet je de draak tussen de ogen. Pas op, dat de draak niet voortijdig ontwaakt, want dat kost jou dan het leven.

Mohammed kuste zijn moeder vaarwel en deed precies wat zij gezegd had.

Toen hij terug kwam met de kop van de vurige draak ging hij meteen naar het paleis, legde hem aan de voeten van de koning en zei: "Majesteit, hier is de kop van uw oude vijand."

De koning keek naar de minister en zei: "Nu is de tijd gekomen dat u moet vertrekken."

De minister slaakte een diepe zucht en zei: "Majesteit, is het ook mogelijk dat ik morgen weg ga?" De koning knikte toestemmend en zei tegen Mohammed: "Vanaf morgen ben je mijn minister; tot morgen".

"s Nachts pakte de Minister Papa’s hoed en legde hem weer op de tafel: "Jij weet zo veel. Wat moet ik nu doen?"

Papa’s hoed zei: "Excellentie, maakt u zich geen zorgen en doe precies wat ik u nu ga zeggen. Heb u ooit wel eens iets over de dochter van de koning van Farang* gehoord?" De minister knikte bevestigend. "U moet morgen weer naar de koning gaan en zeggen: kale Mohammed moet naar Farang gaan en de prinses van Farang naar u brengen."

Papa’s hoed zweeg nu en weer ging de Minister gerustgesteld naar bed.

De volgende morgen ging hij naar het paleis en vertelde de koning, wat Papa’s hoed tegen hem had gezegd.

Kale Mohammed lag nog in bed toen de soldaten van de koning hem kwamen halen. Mohammed ging met de soldaten mee naar het paleis en kwam enige tijd later met de nieuwe opdracht thuis. Zijn moeder zei: "Deze keer weet ik echt niet, wat je moet doen. Dit probleem moet je zelf oplossen." Mohammed nam afscheid van zijn moeder en vertrok in de richting van de zee. Op het strand aangekomen zag hij een dier dat Mohammed nog nooit had gezien. Het dier dronk zoveel, dat er bijna geen water meer in de zee was. Mohammed vroeg aan het dier: "Hoe kan jij zoveel water drinken?" Het dier antwoordde: "Dat is niet zo bijzonder; ik heb gehoord dat er een man bestaat die Mohammed heet en die alle denkbare opdrachten vervult. Ik zoek deze man en het zal mij een eer zijn, zijn knecht te worden."

"Mohammed staat tegenover je," zei kale Mohammed en het dier zei verheugd: "Hier staat uw knecht, de Zeeënzuiger." Samen vertrokken ze in de richting van Farang. Een eindje verderop zagen ze een molen, die door een vreemd dier werd aangedreven. Mohammed zei tegen het dier: "Hoe kan jij malen?" Het dier antwoordde: "Dat is niet zo bijzonder; ik heb gehoord dat er een man bestaat die Mohammed heet en die alle denkbare opdrachten kan vervullen. Ik zou hem graag ontmoeten en zijn knecht zijn." Zeeënzuiger zei: "Dit is Mohammed" en het vreemde dier zei: "Hier staat uw knecht, de Molendraaier."

Met zijn drieën trokken zij verder naar Farang.

Bij de bergen zagen zijn een dier, dat met een katapult grote bergen weg schoot.

Mohammed zei: "Dat is heel moeilijk." Het dier antwoordde: "Nee hoor, dit is niets bijzonders. Ik heb gehoord van een man die Mohammed heet en die alle denkbare opdrachten kan vervullen. Ik zou die man graag ontmoeten en zijn knecht worden."

Zeeënzuiger en Molendraaier zeiden in koor: "Dit is Mohammed."

Het dier zei: "Ik ben Bergengooier en ik zal uw derde knecht zijn."

Onderweg naar Farang zagen zij een dier, dat lag te slapen. Dat dier had hele grote oren; het ene oor gebruikte hij als zijn matras terwijl het andere oor als dekbed diende. Door het geluid, dat zij maakten, werd het dier wakker en Mohammed zei:" Wat heb jij een grote bijzondere oren. Waar dienen die voor?" Het dier antwoordde: "Met deze grote oren kan ik alle geluiden, die waar dan ook in de wereld gemaakt worden, horen, maar dat is eigenlijk niets bijzonders. Ik heb gehoord dat er een man bestaat die Mohammed heet en die alle denkbare opdrachten kan vervullen. Ik zou die man graag ontmoeten en zijn knecht worden." "Dit is Mohammed," zeiden de drie knechten en gezamenlijk trokken ze verder in de richting van Farang

Toen Mohammed, Zeeënzuiger, Molendraaier, Bergengooier en Dekbed-oor na een paar dagen bij de stadsmuur van Farang aankwamen, zagen zij de bewakers van de koning bij de poort staan. Bergengooier zei: "Wie zijn dat?" "Zij zijn de bewakers van de koning van Farang," zei Mohammed, "en zij laten geen vreemdelingen binnen". Bergengooier nam in een ommezien alle bewakers in zijn katapult en schoot ze naar de andere kant van de wereld. De koning zat met gasten in zijn paleis toen hij zijn bewakers door de lucht zal vliegen. Hij zei: "Wat gebeurt hier?" Iemand zei: "Er staan vreemde dieren en een kale man bij de stadspoort en zij willen de Prinses ophalen". De koning zei: "Breng hen binnen".

Molendraaier liep voorop en maaide alle muren in één keer om. De koning werd erg bang en zei tegen hen: "Kom binnen en blijf hier als onze gasten. Morgen kunnen jullie dan weer naar huis terug met de prinses." Toen kale Mohammed en zijn knechten naar hun kamer waren gebracht zei de koning tegen zijn minister:"Wat moeten wij doen?" "Majesteit", zei de minister, "zij zijn veel te sterk. Wij kunnen niet met hun vechten dus wij moeten een list

bedenken. Morgen geven we een groot feest met veel eten en drinken. Wij doen dan vergif door hun eten; dan zullen ze sterven en dan zijn wij ze kwijt." Dekbed-oor hoorde natuurlijk alles en begon te lachen. Kale Mohammed vroeg: "Waarom lach jij?" Dekbed-oor vertelde wat hij gehoord had. Zeeënzuiger zei: "Maken jullie je maar geen zorgen. Ik heb een plan en dat zullen jullie morgen wel zien." Mohammed en de knechten gingen rustig slapen en de volgende morgen waren ze allemaal aanwezig op het feest. Mohammed zei tegen de koning: "Majesteit, vindt u het goed dat mijn kok ook in de keuken helpt?" De koning zei:" Natuurlijk kan dat." Zeeënzuiger ging naar de keuken om de kok van de koning te helpen. "Wat wilt u koken?" De kok van de koning antwoordde: "Bonensoep." Toen de kok van de koning even de keuken verliet om iets op te halen slurpte Zeeënzuiger alle pannen leeg behalve die, waar de vergiftigde bonensoep in zat. Toen de kok van de koning terug kwam zei Zeeënzuiger, terwijl hij de keuken verliet om naar het feest te gaan: "Beste collega, ik denk dat mijn aanwezigheid niet meer nodig is." Toen bedienden eten wilden serveren, was er niets meer behalve het vergiftigde eten. Het feest werd afgebroken en de Minister zei tegen de gasten: "Er is iets gebeurd maar morgen zullen wij opnieuw een feest geven."

‘s Nachts zei de minister tegen de koning: "Wij moeten iets anders bedenken." De koning zei: "Wat dan?" "Wij sluiten Mohammed en zijn knechten op in de "ijzeren douche" tot ze dood zijn", zei de minister.

Dekbed-oor moest weer lachen omdat hij hoorde, wat de koning en de minister bedachten. Hij vertelde Mohammed wat er besproken was en Molendraaier zei: "Maak je maar geen zorgen."

Toen zij de volgende morgen onder de douche stonden, spoelde het water niet weg zodat de douche steeds voller en voller werd. Zeeënzuiger klom boven op de douche en zoog al het water weg. Zeeënzuiger knapte bijna van al het water dat maar bleef stromen en zei tegen Molendraaier: "Wat sta jij daar te kijken? Ik barst bijna uit mijn vel. Maai de wanden kapot!"

Molendraaier deed wat hem gezegd werd en het water stroomde langs de trap naar beneden het paleis uit. De straat kwam onder water te staan; de bewoners van de straat gingen naar de koning en klaagden steen en been. Ze vroegen aan de koning: "Geef alstublieft uw dochter aan Mohammed mee voordat er nog meer rampen gebeuren." De koning stemde toe en gaf zijn dochter aan kale Mohammed.

Mohammed ging met de prinses van Farang en zijn knechten terug naar het paleis van de koning in zijn eigen stad waar hij door de koning, die van al hun daden had gehoord, werd opgewacht. Hij zei tegen de koning: "Ik wil helemaal geen minister meer worden nu ik de prinses van Farang heb en ik ga nu naar het huis van mijn moeder." De koning antwoordde: "Dat huis is niet geschikt voor een prinses. Zij hoort in een paleis thuis."

Kale Mohammed lachte en zei: "Goed, u mag kiezen; u verlaat met uw minister dit land of u blijft hier wonen als gewone burgers in mijn koninkrijk." De koning en de minister waren echter doodsbang en verlieten het land zo snel mogelijk.

Kale Mohammed trok met de prinses, zijn moeder en zijn knechten in het paleis.

Hij trouwe met de prinses van Farang. Zeven dagen en nachten werd er feest gevierd en zij leefden nog lang en gelukkig.