SJEIK SAANAN

EN

DE CHRISTIN

 

 

Uit het boek Mantiq-al-teer ( = logica van de vogel)

van

ATTAR

Attar heeft de Zeven Steden der Liefde tot in alle hoeken en gaten bezocht.

Wij, echter, zijn de eerste bocht van het eerste straatje van de eerste stad nog niet voorbij.


INHOUDSOPGAVE:

KLIK A.U.B. OP UW KEUZE; MET EEN TERUGKLIK BENT U WEER BIJ DE INHOUDSOPGAVE.

OVER ATTAR

SJEIK SAANAN EN DE CHRISTIN


OVER ATTAR

Het geboortejaar van Attar is 819, tijdens het laatste koningschap van sultan Sandzjar van de Saldzjoeqiden-dynastie. De sterfdatum is 897, ten tijde van de met plunderingen en roofmoorden gepaard gaande invasie van de Mongolen. Zijn graf is in de stad Neesjaboer, in het huidige noord-oost Iran. Over de dood van Attar bestaat de volgende legende: men zegt dat Attar, tijdens de plunderingen van de Mongolen, toen hij een oude, zwakke man was, door een Mongoolse soldaat in gijzeling genomen werd. De soldaat nam hem mee als slaaf en, zoals gebruikelijk in die tijd, moest een slaaf op straat voor zijn eigenaar uitlopen. Een van de discipelen van Attar zag dit en vroeg de Mongool om Attar, in ruil voor een handvol gouden munten, vrij te laten. Toen sprak Attar tot de Mongool: "Dit is niet mijn prijs hoor!" De Mongoolse soldaat, in de overtuiging dat hij een betere prijs voor Attar kon krijgen, ging niet akkoord met het aanbod van de discipel en vervolgde zijn weg in het kielzog van Attar. Zij kwamen een boer tegen met een met hooi beladen ezel. De boer herkende Attar en vroeg de soldaat de oude man met rust te laten. De Mongool vroeg de boer wat hij dan voor Attar wilde betalen. De boer antwoordde: een armvol hooi. Attar sprak tot de soldaat: "Verkoop me, want dit is mijn prijs!" Hierop ontstak de Mongool in woede, greep zijn zwaard en onthoofdde Attar, waarbij zijn hoofd over de grond rolde. Voor de ongelovige ogen van de Mongool raapte Attar zijn hoofd weer op, plaatste het op zijn lichaam en begon het gedicht ‘Boek Der Hoofdlozen’ te maken. Toen hij klaar was met zijn gedicht viel hij op de grond en stierf. (referentie: het boek Tazkara Dolatsjah).

De meeste literatuuronderzoekers geloven dat Attar, net zoals zijn vader, artsenijbereider was en een winkel in geneesmiddelen had. Daar hield hij zich bezig met de genezing van mensen, vandaar dat zijn dichtersnaam Attar is. Attar betekent namelijk pillendraaier. De inkomsten die hij hieruit verkreeg en een erfenis van zijn vader verleenden hem een zekere vrijheid bij zijn werk als dichter; hij was niet genoodzaakt om machthebbers en koningen met zijn dichtkunst te vleien, zoals vele dichters.

Zijn bekendste werk is het boek ‘Mantiq-al-teer’ (= logica van de vogel), waarin hij de geheimen en stadia van Soefisme en mystiek beschrijft. Attar schreef veel gedichten over grote Soefi’s. Hij had kennis van muziek en astrologie, want in zijn gedichten gebruikte hij uit die wetenschappen afkomstige begrippen. Het volgende verhaal sluit dit artikel over Attar af. De dichter Dzjami beschrijft in zijn boek ‘Nafahat al Ons’ (= geurige bries der gewenning) hoe Attar ertoe kwam Soefi te worden. Op een dag was Attar in zijn geneesmiddelenwinkel bezig toen er een derwisj de winkel binnenkwam, die een geneesmiddel vroeg. Attar was zaken aan het doen en besteedde geen aandacht aan de derwisj. De derwisj richtte zich nog enkele malen tot Attar, maar zonder resultaat. Uiteindelijk sprak hij: "Weet jij soms hoe je dood zult gaan?" "Net zoals jij dood zult gaan." antwoordde Attar. Toen zei de derwisj:"Kun jij echt net zo sterven als ik?" ‘Ja." bevestigde Attar. De derwisj, die een houten derwisj-kom bij zich had , zette hem op de grond en, terwijl iedereen toekeek, legde hij zijn hoofd erop, noemde de naam van Allah en stierf. Dit voorval veranderde de gemoedstoestand van Attar en bracht hem tot het Soefisme. Een van de bekendste verhalen uit zijn boek ‘Mantiq-al-teer’ is het verhaal van Sjeik Saanan, wat nu volgt.

SJEIK SAANAN EN DE CHRISTIN

Hafez: 

Als je op zoek bent naar de liefde, denk dan niet aan een goede naam,

want Sjeik Saanan gaf de mantel van het Soefisme ook als onderpand aan de kastelein.

 

Sjeik Saanan was een groot mysticus; hij verbleef bijna vijftig jaar bij Het Huis Gods te Mekka, ja, hijzelf was het Mekka van de mystiek van zijn tijd. Wie tot zijn kringen wilde behoren en met hem wilde mediteren, kende niet meer de rust van het gewone huisje-boompje-beestje-leven. Het leven van de Sjeik was meditatie. Hij bad veel en voldeed aan de plicht zelfs de allerkleinste geschreven gebeden te zeggen. Hij was al vijftig maal op bedevaart naar Mekka geweest en bereikte de allerhoogste stadia van de mystiek.

wie ziek of lusteloos was,

werd door zijn nabijheid genezen,

de grootheden, die vóór hem leefden,

werden klein in vergelijking met hem.

Nu geschiedde het, dat de Sjeik de steeds terugkerende droom had dat hij van Mekka naar Rome zou gaan en tot een afgod zou bidden in plaats van tot God. Elke keer dat de Sjeik deze nachtmerrie had beleefd en wakker werd, besefte hij dat hem een zware beproeving te wachten stond en dat hij die moeilijk zou kunnen doorstaan. Hij was er van overtuigd, dat hoe sneller de beproeving kwam, des te sneller alle duistere hoeken daarvan belicht zouden worden. Als hij te lang zou aarzelen, zou hij voor eeuwig gestraft worden. Ten lange leste besloot hij om op weg naar Rome te gaan. Hij sprak hierover met zijn leerlingen en een aantal mystiekverwanten besloot met hem mee te gaan.

In Rome gekomen liepen zij door de straten. Op een gegeven moment verscheen op een balkon een christenmeisje, een schoonheid zo mooi als de zon;

 

haar ogen straalden liefde uit,

haar wimpers leken op altaarbogen,

haar gezicht tussen golvend haar,

was als een opvlammend vuur,

het hart van een smachtende naar haar ogen,

werd door de pijlen van haar wimpers getroffen,

zij had een kuiltje in haar kin,

als Jezus bracht zij de doden weer tot leven,

als de oosterse wind langs heur haar in Rome streek

nam hij de heerlijke geur over en bracht deze naar Hindoestan en China,

 

Het meisje deed haar sluier wat opzij en ontstak daardoor het liefdesvuur in het hart van de Sjeik. De Sjeik was zo verliefd, dat hij zijn hele vermogen uitgaf en zelfs zijn geloof over boord gooide. Zijn gewone manier van leven kon hem niet meer bekoren. Zijn metgezellen wisten niet wat ze ermee aan moesten en waren wanhopig. De Sjeik luisterde naar geen enkele raad; er was geen medicijn voor zijn gedrag. Van de vroege morgen tot de late avond zat de Sjeik met open mond onder het balkon van het mooie meisje. Geen enkele nacht kon hij slapen; hij bad dan het volgende tot zijn God:

 

mijn God, mijn nacht heeft geen ochtend,

de kaars van het bestaan heeft geen vlam,

ik mediteerde vele nachten in mijn leven,

maar zo wakker als nu ben ik ‘s nachts nooit geweest,

mijn leven is als het leven van een kaars,

elke nacht branden en elke dag weer gedoofd worden,

de nacht is lang en zwart als heur haar

ik verdwaal in de lengte van haar lokken,

 

De nachten waren zo lang voor de Sjeik dat ze hem de Dag des Oordeels toeschenen. Voor hem leek het alsof de zon voor eeuwig was onder gegaan. Hij had er geen geduld voor even tot rust te komen; hij had geen verstand meer om te beseffen waar hij mee bezig was; er waren geen benen om hem naar de geliefde te brengen; er was geen geliefde om hem overeind te helpen. Zo verliep het leven van de Sjeik. Op een dag kwamen zijn metgezellen bij hem:

een van zijn leerlingen zei: oh grote Sjeik,

sta op, was deze onzekerheid van u af,

de Sjeik antwoordde: met mijn hartenbloed,

heb ik mij vannacht honderd maal gewassen,

de ander zei: waar is je gebedssnoer?

zonder snoer ben je reddeloos,

de Sjeik antwoordde: dat heb ik weggegooid,

om het Kruis makkelijker te kunnen dragen,

de een zei: oh oudste als jij een misstap begaat

hebt berouw en vraag Hem vergiffenis,

de Sjeik antwoordde: van alle goede namen die ik ooit had,

berouw ik die van Sjeik en zijn school het meeste,

de andere zei: oh grootste kenner aller geheimen,

sta op en maak je gereed om te bidden,

de Sjeik antwoordde: wijs mij het altaar van mijn geliefdes gelaat,

dan zal ik niets anders doen dan bidden in haar richting,

de een zei: oh oudste Sjeik,

zonder je af en buig je hoofd voor Hem,

de Sjeik antwoordde: breng mij in afzondering met mijn geliefde,

waar ik in eeuwigheid voor haar zal buigen,

de ander zei: heb je daar geen spijt van?

waar blijft dan jouw eer als moslim?

de Sjeik antwoordde: natuurlijk heb ik spijt:

waarom ben ik niet eerder verliefd geworden?

de ander zei: ben je door de duivel bezeten?

of heeft God je verlaten?

de Sjeik antwoordde: ik hou van mijn duivel,

ik dank God dat Hij mij verlaten heeft,

de een zei: wie jou verhaal gehoord heeft,

zal zeggen, hij heeft het goede pad verlaten,

de Sjeik antwoordde: ik ben los van goede of slechte naam,

ik heb het glas van eer en faam op de stenen laten breken,

de ander zei: al jouw oude vrienden,

zijn teleurgesteld en verdrietig,

de Sjeik antwoordde: mijn Christin is de aller schoonste,

ik maak mij niet druk om wat anderen van mij eisen of verwachten,

 

de een zei: Sjeik, sta op om samen,

naar de moskee in Mekka terug te gaan,

de Sjeik antwoordde: hier is geen moskee,

hier is een kerk,

hij die nuchter was in de moskee,

werd dronken in de kerk,

de ander zei: neem nu het besluit om te vertrekken,

en daar in het Godshuis vergiffenis te vragen,

de Sjeik antwoordde: aan de poort van het huis van mijn geliefde,

heb ik al zo vaak vergiffenis gevraagd, laat me maar met rust,

de een zei: eens wacht je de hel,

je mag de hel niet vergeten,

de Sjeik antwoordde: als de hel mijn gezelschap zal zijn,

dan zullen zeven hellen verbranden door één koude zucht van mij,

de ander zei: om de hoop op het paradijs niet te verliezen,

moet je berouw tonen voor je dwalingen,

de Sjeik antwoordde: ik heb een paradijselijke geliefde,

ik zwerf in haar buurt, dat is het paradijs,

de ander zei: schaam je je niet voor God?

je moet je schamen om zo te praten,

de Sjeik antwoordde: Hij heeft zelf dit vuur in mij ontstoken,

ik kan hierover zelf niet beslissen,

tenslotte zei een: neem een tijdje rust,

en bekeer je weer tot het ware geloof,

de Sjeik antwoordde: vraag mij niets behalve ongeloof,

verwacht niet van een bekeerde nog een bekering.

 

Toen zijn metgezellen in de gaten kregen, dat ze zo geen stap verder kwamen, hielden ze op met praten en wachtten in spanning op wat komen ging. De volgende dag ging de Sjeik naar de buurt waar zijn geliefde woonde en bleef daar. Elke dag voerde en aaide hij de zwerfhonden, wierp het stof van de straat van zijn geliefde over zijn hoofd en voelde zich vereerd dat hij dit alles mocht doen en zo bij de buurt van zijn geliefde hoorde. De Sjeik was door zijn verliefdheid zo dun geworden als een stopnaald. Tenslotte werd hij ziek van ellende. Uiteindelijk begreep het meisje dat de Sjeik verliefd op haar was en zei tegen de Sjeik:"Sjeik, heb jij ooit gezien dat een godvruchtige moslim in een christenwijk verblijft? Ga weg, want jij zult hier waanzinnig van worden." "Schoonste, doe niet zo onverschillig en denk niet dat mijn liefde geen waarde heeft, geef mij mijn hart terug of beveel mij om mijzelf hier te doden.

 

ik sterf, terwijl ik voor jouw deur in het stof gebogen lig,

vandaag breng ik mijzelf als offer en ik vraag er niets voor,

hoelang moet ik nog smeken aan jouw deur, open hem,

duld mij even in jouw gezelschap,

hoewel ik door de spanning als een schaduw geworden ben,

zal ik, wanneer je wilt, als een zonnestraal bij je binnen komen."

Het meisje antwoordde hardvochtig:" zeg, ouwe wat verbeeld je je wel niet, dit is voor jou niet de tijd om verliefd te worden, maar om je begrafenis te regelen. Schaam je je niet? Met jouw bibberige ouwe stem wil jij zoetgevooisde liefdespraat verkopen!" Maar de Sjeik gaf de strijd niet op en ging verder met zijn liefdesverklaringen. Toen het meisje dit merkte zei zij:" als je echt een man van je woord bent, dan moet je je geloof op geven, en het geloof van je geliefde aanvaarden." De Sjeik accepteerde dit, daarop gaf het meisje hem vier opdrachten. Als eerste moest hij tot haar afgod bidden, als tweede een Koran verbranden als derde moest hij wijn drinken en als vierde zijn geloof voor eeuwig afzweren. Van deze vier opdrachten wilde de Sjeik alleen maar het wijn drinken volvoeren. Het meisje nam hem mee naar het gebedshuis. Daar aangekomen gaf het meisje de Sjeik een beker wijn. De Sjeik had zijn verstand verloren door de sfeer van het gebedshuis en de lieftalligheid van de christin en leegde de beker.

Door de liefde en de wijn beneveld vergat de Sjeik al zijn kennis van de Islam en de Koran. De Sjeik dacht aan niets anders meer dan aan de christin en zijn liefde voor haar. Hij wilde zijn geliefde omarmen doch zij weerde hem af met de woorden: " een geliefde is een eeuwige goddeloze." Het meisje zei verder: "als je dit zo graag wilt, moet je mijn geloof aannemen, dan mag je mij omarmen." Jonge liefde en oude wijn hadden hun werk gedaan, de Sjeik, in de ban van de liefde en dronken, bekeerde zich tot het geloof van het meisje, bad voor haar god en verbrandde bovendien een Koran. Toen het meisje dit zag,

zong het meisje:" nu ben jij mijn koning

en mijn gezelschap en mijn armen waard."

Toen de geloofsgenoten van het meisje zagen dat een Islamitische godvruchtige grootheid als Sjeik Saanan, zich tot hun geloof had bekeerd, hingen zij hem een kruis om de nek, vierden feest en benoemden hem tot hun voorganger. Nadat hij zijn gebedsmantel in brand had gestoken, zijn geloofsachtergrond verloochend had en tot een afgod had gebeden, wilde hij niets anders meer dan zich verenigingen met de christin. De Sjeik kwam bij haar, en sprak:

" ik dronk de wijn, bad tot de afgod om de liefde,

niemand heeft de liefde meer verdiend dan ik"

en ging verder:"vijftig jaar lang beliep ik een verlicht pad, zwom in de zee van het geloof, maar jouw liefde heeft mij mijn gebedsmantel doen verbranden en mij een kruis om de nek laten hangen. Maar nog steeds bezit ik jou niet. Hoelang wil je mij nog bij je vandaan houden?" Het meisje antwoordde:" dat is allemaal waar, mijn oude geliefde, mijn bruidsschat moet bestaan uit goud en diamanten, maar je bent een arme man. Het is beter als je je eigen gang gaat en leert leven met mijn liefde doch zonder mijn aanwezigheid. De Sjeik zei:" oh schoonste, je komt je beloftes niet na, elke keer werp je nieuwe barrières op. Weet je wel hoe vaak mijn hart heeft gebloed? Alles heb ik voor jou opgegeven, mijn zielsverwanten hebben mij de rug toegekeerd en zijn nu mijn vijanden.

"jij bent zo, zij zijn dat, wat moet ik dan?

wanneer er geen hart is en geen geliefde, wat dan?"

Het meisje kreeg mededogen met de Sjeik en zei hem: "nou Sjeik, in plaats van een bruidsschat van goud en diamanten, moet je een jaar lang mijn varkens hoeden, om mij de jouwe te kunnen noemen." Ook deze voorwaarde werd door de Sjeik aanvaard.

Toen zijn leerlingen hoorden dat hij varkenshoeder geworden was konden zij zich dat niet voorstellen en zij besloten naar Mekka terug te gaan. Een van hen ging naar de Sjeik en vroeg hem : " wat moeten wij doen, moeten wij naar Mekka gaan of moeten wij net als jij een kruis omhangen en varkens gaan hoeden, want het is voor onmogelijk jou hier zo te zien. Stop in godsnaam met dat gedoe met dat meisje en ga met ons mee naar Mekka." " Zolang ik leef zal ik de liefde voor de christin niet opgeven Jullie zijn niet als ik gijzelaars van de liefde dus jullie kunnen mij helemaal niet begrijpen. Ga naar Mekka en als iemand naar mij vraagt zeg dan, dat de Sjeik met bloeddoorlopen ogen en een vergiftigd hart zijn geloof en zijn Sjeikdom opgegeven heeft en gijzelaar geworden is van de liefde en de lokken van een christenmeisje." Na deze verklaring keerde de Sjeik terug naar zijn varkens. Zijn leerlingen en zielsverwanten gingen met gebroken hart naar Mekka terug en lieten de Sjeik in Rome achter. In Mekka had de Sjeik een verwant in de mystiek die niet was meegegaan naar Rome. Hij mistte de Sjeik in het gezelschap en vroeg naar hem. De leerlingen vertelden hem hoe de Sjeik verliefd geworden was op de christin, hoe hij wijn had gedronken, hoe hij zijn geloof had afgezworen, zich een kruis om had laten hangen, tot een afgod had gebeden en varkens was gaan hoeden. Toen hij dit allemaal hoorde sprongen hem de tranen in de ogen en hij zei:" hoe kunnen jullie jezelf trouwe leerlingen noemen en hem dan toch zo makkelijk alleen achterlaten, schamen jullie je niet, is dit een blijk van trouw en toewijding, jullie moesten allemaal net als hij je geloof afzweren en je een kruis omhangen." De leerlingen antwoordden: " wij wilden dat ook doen maar de Sjeik had ons niet meer nodig en heeft ons naar Mekka terug gestuurd." De discipel antwoordde:" wij moeten bidden om verlossing voor onze Sjeik." Dagenlang baden zij en daarna reisden ze naar Rome. Daar aangekomen baden zij nogmaals veertig dagen. Gedurende deze tijd aten en dronken zij nauwelijks iets. Na deze periode droomde de discipel dat hun gebeden verhoord waren en dat de Sjeik verlost was. De discipel was in extase van blijdschap en ging naar de leerlingen en vertelde hen zijn droom. Zij gingen daarop met zijn allen naar de varkenshoedende Sjeik. Daar aangekomen zagen zij een gelukkige Sjeik, hij had het kruis afgedaan en was weer in het bezit van zijn kennis van de Koran. Toen de Sjeik zijn leerlingen en geestverwanten zag huilde hij van blijdschap en wentelde zich in het stof. Zijn metgezellen hielpen hem opstaan en zeiden hem dat de donkere wolken boven zijn bestaan waren weggedreven en de zon van zijn leven weer was opgegaan. Zij dankten God dat Hij de Sjeik het verlichte pad uit de zee der afgoderij had gewezen en zeiden tegen de Sjeik dat God hem had vergeven en hingen hem zijn gebedsmantel weer om. In gezelschap van de Sjeik gingen zij op weg naar Mekka.

Het meisje werd een goddelijke stem gewaar die haar zei dat zij de verleiding die zij over de Sjeik had gebracht ongedaan moest maken en dat zij het pad van de Sjeik moest volgen en zijn geloof moest aannemen en de zijne moest worden. Deze stem deed de liefde en het geloof in haar hart ontbranden. Voortdurend huilend sprak het meisje tot God:

"oh Almachtige Vergevende God,

ik ben slechts een nietige zondares,

neem afstand van mijn manier van leven,

ik heb een man verleid om Uw weg te verlaten,

vergeef mij, ik heb berouw maar ik was onwetend,

schrijf wat ik gedaan heb niet op mijn rekening,

ik heb het geloof aangenomen,

zie mij voortaan niet meer als ongelovige."

Toen het de Sjeik ter ore kwam dat het meisje zijn geloof had aangenomen keerde hij spoorslags met zijn metgezellen terug. Aangekomen trof de Sjeik het meisje bleek van verdriet en met kapot gelopen voeten aan. Toen het meisje de Sjeik zag viel zij in onmacht. De tranen van blijdschap liepen de Sjeik uit de ogen en toen het meisje weer bij haar positieven kwam vroeg zij de Sjeik om haar in haar geloof te bevestigen. De Sjeik bevestigde het islamitische geloof van het meisje en het hele gezelschap was verheugd.

Het meisje was blij en zei tegen de Sjeik:" ik heb genoeg van dit leven hier op deze aarde, schenk mij vergiffenis" toen zij dit verklaard gaf zij de geest.

haar levenslicht verborg zich in het duister,

haar geest verliet haar van spijt vervulde lichaam,

zij was een druppel in de metaforische zee,

die stroomt naar de zee van de waarheid,

wij verlaten deze wereld als een windvlaag,

zij verdween en wij zullen haar volgen,

zo gebeurd het in de wereld der liefde vele malen,

hij die de liefde begrijpt zal dit beseffen,

op de weg der liefde kun je alles tegenkomen,

de hoop, de genade en de warmte beschermt je op deze tocht

de geest van de geheimen der liefde is niet te ervaren met je lijfelijke oren

hiervoor moet je op een andere manier leren luisteren,

de triomf van je ziel en geest over de lusten is heel moeilijk te behalen,

je moet je jaren voorbereiden om op dit slagveld te kunnen zegevieren,

op deze weg heb je uiterste waakzaamheid nodig,

je moet zwemmen op de bodem van deze diepe zee,

de weg en de zee van de liefde,

vinden hun oorsprong in je geliefde.

 

EINDE.